Tschaikovsky door een kindertrio
• 24-05-2014
• leestijd 2 minuten
Wat zou Job allemaal niet zou kunnen met een viool?
Wat vinden kinderen van tien jaar leuk? Ik heb geen flauw idee. Kunnen ze al lezen? Er komt weer een verjaardag aan en het kind moet een cadeautje. Maar ik heb er geen verstand van. Gelukkig werkt mijn man met kinderen. Hij kent ze, jongetjes van tien. Hij regelt het cadeau.
Job – tien – is door een chromosoomafwijking verstandelijk en lichamelijk gehandicapt.
Jobs verjaardagen zijn nooit moeilijk. Al tien jaar is hij blij met een plaatjesboek van SpongeBob. Door hem ben ik een beetje wereldvreemd geworden. Leeftijden schatten vind ik moeilijker dan een band verwisselen. Ik heb er een truc op bedacht: naar de benen kijken. Zijn de broekspijpen net zo lang als die van Job, dan is de kans groot dat het kind ongeveer even oud is. De lengte van het kind zelf helpt me niet, want Job zit in een rolstoel en is dus niet vergelijkbaar. Maar jongensbroeken hangen thuis aan de waslijn en ik vouw ze op. Ik weet hoe lang ze zijn.
Soms schrik ik als ik broekspijpen maat 134-140 in groepjes op straat voorbij zie komen. Grote gympen eronder, zak chips in de hand. Dit zijn ze. Jongens van tien gaan over twee jaar naar de middelbare school.
Kort geleden was ik te gast in een cultureel centrum om te vertellen over mijn gehandicapte zoon. Op de uitnodiging stond dat leerlingen van het conservatorium de muziek zouden verzorgen. Nadat ik mijn verhaal had gedaan ging ik vooraan in de zaal zitten. Ik hapte naar adem toen de ‘leerlingen’ met viool en cello in de hand het podium betraden. Het zou toch niet? Ik tuurde naar de gelakte concertschoenen. In de hoop te kunnen constateren dat mijn vrees onterecht was. Drie keer maat 36, schatte ik. Grotere voeten dan Job, maar dat zegt weinig. Zelfs kinderen van zes hebben grotere voeten dan mijn zoon.
Onder mijn trui kreeg ik het koud. ‘Tschaikovsky’, las ik in het programmaboekje. De namen van de drie jongens stonden erbij. Geen leeftijden. Hun spel was adembenemend, maar ik kon alleen maar naar de broeken staren. En bedenken wat Job allemaal niet zou kunnen met een viool.
Er volgden meer kinderen – ouder. Luid applaus na afloop. Trotse ouders in de zaal. Broertjes, zusjes. Ik sloop richting uitgang, waar ik had beloofd bij een tafeltje met Job-boeken te gaan zitten. De begeleider van de leerlingen kwam naar me toe. ‘De jongens van het trio zijn ook tien’, zei hij. Hij voelde wat ik voelde. Gaf zijn kaartje, misschien konden we eens iets samen doen. Zíjn kinderen waren ook niet helemaal normaal. Veel talentjes zaten intern, met alle problemen van dien.
Ik knikte en keek naar de kinderen die uitgelaten naar de deur sprongen. Ze hadden allemaal een roos gekregen. Voldane vaders en moeders prezen de dag. Een enkeling gaf mij een hand: ‘Goed verhaal!’