Tristan van der V.: Case closed?
• 30-09-2011
• leestijd 4 minuten
Meer onderzoek is op zijn plaats om er achter te komen of tekortkomingen veroorzaakt zijn door incompetentie van de ggz-instelling
of een gevolg zijn van slinkende financiële middelen
De IZG (Inspectie voor de Gezondheidszorg) heeft de zaak Tristan van der V. onderzocht en concludeert dat veel voor verbetering vatbaar is, maar dat er zijn geen verwijtbare fouten zijn gemaakt. De inspectie stelt nergens in haar rapport expliciet dat het drama in Alphen voorkomen had kunnen worden. Ook bij de voorgestelde verbetermaatregelen wagen de onderzoekers zich niet aan de stelling dat de samenleving daardoor gevrijwaard zal zijn van zulke incidenten.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg concludeert: “De hulpverlening aan de dader van het schietincident in Alphen aan den Rijn is op hoofdlijnen adequaat en redelijk zorgvuldig geweest”, maar heeft wel wat. “kritische opmerkingen over de behandeling door ggz-instelling Rivierduinen”. In het rapport (pdf) wijst de IGZ er op dat “op hoofdlijnen de behandeling voor zover mogelijk in deze casus adequaat en redelijk zorgvuldig is geweest”. Echter: “Een belangrijk aspect hierbij is dat de ambulante behandeling bij de GGZ op vrijwillige basis plaatsvond”. En, ook niet onbelangrijk, “de patiënt was matig gemotiveerd voor behandeling. Patiënt heeft diverse keren de behandeling gestopt en verscheen soms niet op gemaakte afspraken”.
Drie begrippen zijn van belang: ambulante behandeling, vrijwillige basis en matig gemotiveerd. Wat dat laatste betreft riep de directeur van GGZ Rivierduinen al: ja, had ons maar ruimere bevoegdheden gegeven om zwaar schizofrene zorgmijders tot opname en behandeling te dwingen. In het geval van Tristan van der V. zou ook dat niet geholpen hebben want, zo schrijft de inspectie:
In de twee maanden voorafgaand aan het schietincident had V. geen behandelcontact met GGZ-hulpverleners. Op 18 oktober 2010 is V. uitgeschreven bij GGZ Rijnstreek en hierover is bericht aan de huisarts. De mogelijkheid bleef open dat V. en zijn ouders contact op konden nemen, hiervan heeft V. begin februari 2011 eenmalig gebruikgemaakt.
Met andere woorden: blijkbaar gedroeg Tristan van der V. zich zodanig, dat er geen vuiltje aan de lucht leek. Nu kan dat een kenmerk zijn van patiënten die liever de zorg ontlopen. Op cruciale momenten weten zij zich uitstekend te gedragen en dan zijn er voor de ggz-hulpverleners geen wettelijke mogelijkheden om opname en behandeling af te dwingen.
Overigens worden de bestaande wettelijke mogelijkheden (de wet BOPZ – bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen) aardig benut. In acht jaar tijd zijn er 42% meer gedwongen opnames toegepast. Die groei kwam mede tot stand door een verruiming van de wet in 2004 toen de voorwaardelijke machtiging werd toegevoegd aan mogelijkheden tot dwangbehandeling (meer hierover in een eerder artikel).
Tristan van der V. is in 2006 gedwongen opgenomen. Daarna is hij blijkbaar tot 2010 op vrijwillige basis behandeld. Dat is niet gebeurd omdat de ggz dat zo lollig vindt. Gedwongen opnames dienen een keer beëindigd te worden. Als de ggz dat echter niet verstandig lijkt, dan moet bij de rechter een verlenging van de dwangopname worden gevraagd.
Vrijwilligheid is een groot goed in de psychiatrische hulpverlening. Elke dwang stuit op verzet en kan de behandeling bemoeilijken. Tristan van der V. is dus nog jaren na de dwangopname vrijwillig naar de ggz gegaan om ambulant behandeld te worden. Die vrijwilligheid had wel een eigenaardig karakter want de patiënt bleek ‘matig gemotiveerd’ en kwam afspraken niet altijd na.
De ambulante hulpverlening is de laatste tien jaren met 149% gegroeid. Daar zijn twee redenen voor. Het wordt beter voor de patiënt geacht als hij of zij in de eigen omgeving kan blijven. En het is goedkoper dan een opname in een inrichting. Het is niet alleen om inhoudelijke en methodische redenen dat de ggz de laatste jaren sterk inzet op ambulante hulpverlening. De bezuinigingen vanaf 2008 dwingen ook tot goedkopere behandelmethodes.
De case Tristan van der V. mag nu misschien gesloten zijn, de kwestie is hopelijk wel aanleiding om de ontwikkelingen in en rond de ggz nader te onderzoeken. En dan niet alleen stilstaan bij de vraag of matig gemotiveerde patiënten op vrijwillige basis een ambulante behandeling moeten krijgen. De inspectie stelt dat in dit geval “meer actieve bemoeizorg, huisbezoek en doorvragen op kritische factoren” nodig was en dat “het regelmatig en systematisch opstellen van behandelplannen met duidelijke behandel- en begeleidingsdoelen beter en meer systematisch had gemoeten”. Nader onderzoek is op zijn plaats om er achter te komen of deze tekortkomingen veroorzaakt zijn door incompetentie van de ggz-instelling of een gevolg zijn van slinkende financiële middelen.
Case closed? Alsjeblieft niet. Dit artikel verscheen eerder op de
weblog van Peter de Jonge