De vraag of het doneren van lichaamsdelen na je dood mag van de islam overschaduwt de optie om nú iets te betekenen voor anderen
Deze week is het donorweek. In de hoop meer mensen te kunnen verleiden tot het invullen van een donorcodicil en zo meer levens te kunnen redden is de campagne maandag van start gegaan. Met leuzen als: ‘Als jij iemands leven kan redden, zou je dat dan doen?’ wordt Nederland gedwongen na te denken over het leven, na de dood. Opvallend vind ik echter dat er verder nauwelijks wordt stilgestaan bij wat wij in het heden als donor zouden kunnen betekenen voor onze medemens.
Als klein kind wist ik al dat ik later mijn organen wilde doneren. Via de beeldbuis kwamen berichten binnen dat er veel mensen stierven omdat er te weinig donoren zouden zijn. Toen ik op mijn achttiende mijn donorcodicil wilde invullen protesteerden mijn ouders echter hevig; ‘Na je dood is je lichaam niet meer van jou, maar van Allah’ werd er gezegd. Ergo, ik mocht niet beslissen wat er met mijn lijk zou gebeuren.
Ik kan niet zeggen dat ik lak heb aan mijn geloof, maar met dat punt kan ik het simpelweg niet eens zijn. Ik kan het niet verkroppen dat de in mijn ogen vredelievende islam mij zou tegenhouden een leven te redden als dat van mij al verloren is. Mijn ongeloof was te groot en dus vulde ik toch een codicil in en besloot ik op onderzoek uit te gaan om mijn ouders het tegendeel te bewijzen.
Helaas werd mijn ongeloof nog groter na wat gegoogle. Op diverse websites werd er uiteengezet dat het doneren van lichaamsdelen na je dood verboden is. Tijdens je leven staat het je echter vrij lichaamsdelen en bloed te donoren, mits je hierdoor zelf niet in levensgevaar komt.
Een aantal jaar geleden sprak ik tijdens een radio-uitzending bij BNN een imam die mij vertelde een codicil te hebben. Zijn gehele lichaam mag na zijn dood kaal geplukt worden. Na de Koran en de Hadith te hebben onderzocht is hij tot de conclusie gekomen dat moslims juist wél donor mogen zijn. Het zijn de strengere islamitische scholen die erg veel waarde hechten aan het overleveren van je lichaam aan Allah na je dood. In die context is het niet verwonderlijk dat je niet over je lichaam mag beslissen. Het is na je dood immers niet meer van jou, omdat je het teruggeeft aan Allah. Andere islamitische scholen zijn echter van mening dat wanneer je een mensenleven kunt redden, het juist je plicht is als moslim. (Kijk, daar is mijn lieve islam weer!)
Als iemand geen donor wil zijn vanwege zijn of haar geloof, kan ik daar niet veel tegenin brengen. Het staat eenieder vrij te doen met zijn lichaam wat hij wil. Waar ik me wel aan kan ergeren is dat er voorbij gegaan wordt aan wat er nu, levend en wel, gedaan kan worden voor mensen in nood. Zo is er bijvoorbeeld een groot tekort aan Noord-Afrikaanse stamceldonoren. Ik ben me ervan bewust dat er wereldwijd een chronisch tekort is aan mensen die hun stamcellen doneren. Het punt is echter dat er nog minder mensen uit bijvoorbeeld Marokko, Tunesië en Algerije zijn die de moeite nemen om bloeddonor te worden, waarna ze ingeschreven kunnen worden bij een beenmergbank. Mensen die bijvoorbeeld aan leukemie lijden en daar een donor voor zoeken hebben het over het algemeen al moeilijk. Voor mensen met een Noord-Afrikaanse afkomst is het vinden van een donor nóg moeilijker.
Ik neem het de tweede en de derde generatie Noord-Afrikanen hier in het Westen kwalijk dat ze niet bewust omgaan met de kwestie. De vraag of het doneren van lichaamsdelen na je dood mag van de islam overschaduwt de optie om nú iets te betekenen voor anderen. Wie de strengere islamitische leerscholen wil volgen en zijn lichaamsdelen derhalve niet ter beschikking wil stellen moet dat zelf weten, maar toon dan wel het initiatief om nu iets te doen. Bijvoorbeeld door bloed- en beenmergdonor te worden.