Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Tijd voor een geleide economie

  •  
08-03-2010
  •  
leestijd 5 minuten
  •  
95 keer bekeken
  •  
BNNVARA fallback image
Na alles dat bekend is geworden van de gevolgen van het neoliberalisme, zou je verwachten dat de protagonisten daarvan zich wat bescheidener zouden opstellen.
Niets is minder waar. Alom hoor je weer pleidooien voor meer marktwerking, met hooguit wat ruimte voor bijsturing en voorwaardenschepping door de overheid. Zo dreigtde zorgsector in Nederland opnieuw prooi van de ‘marktisten’ te worden.
Het is goed terug te kijken naar eerdere perioden, toen het ondenkbaar was om “alles” aan de markt over te laten. Neem de periode direct na de Tweede Wereldoorlog, tot aan ongeveer 1980. De wederopbouw van de economie werd toen ter hand genomen waarbij de overheid op allerlei manieren en terreinen het voortouw nam. De geldsanering  werd toen bijvoorbeeld doorgevoerd door de minister die befaamd werd door zijn “Tientje van Lieftinck”. Of het door de overheid gevoerde inkomens- en prijsbeleid, de omvangrijke publieke investeringen in de woningbouw, het herstel en de modernisering van de havens, de overheid als financierder van investeringen van het bedrijfsleven. Denk ook aan de verschillende vormen van volumebeleid, zoals (kort) de distributie van voedsel met behulp van bonnen, en (langer) de toewijzing van woningen door de gemeentelijke overheden.
En dan hebben wij het nog niet gehad over de wezenlijke rol die overheden in ontwikkelingslanden vervulden, met indrukwekkende groeicijfers tot gevolg, en ook grote sprongen voorwaarts op gebieden als onderwijs, gezondheid en infrastructuur. Dat die overheid een dergelijke rol kon vervullen had te maken met de toen dominante opvattingen in de politiek en de economie. Maar ook met de breed gedeelde en existentiële ervaring van de urgentie om daadwerkelijk antwoorden te vinden op de grootschalige oorlogsschades en de manifeste behoeften van de mensen.
Geleidelijk aan werd de greep van de overheid op de economie minder en kwam er meer marktwerking, zeker in de landen van het Westen. Daar was ook ruimte voor nu er voldaan was aan een aantal precondities als de infrastructuur, en de basisbehoeften van de bevolking, waren vervuld. De overheid behield de zeggenschap over een aantal basissectoren als de publieke diensten, de gezondheidszorg en het onderwijs. Bovendien bleef de speelruimte voor met name de banken streng gereguleerd en beperkt. Kortom het model van de gemengde economie.
In de loop van de jaren zeventig kwam er een nogal abrupt einde aan de dominantie van dat model. Het neoliberale denken en – beleid begon aan zijn zegetocht. Die werd eerst ingezet in de ontwikkelingslanden, denk aan de onder druk van het IMF en de Wereldbank ingevoerde structurele aanpassingsprogramma’s. En in de jaren tachtig in snel tempo in de westerse landen, onder de regeringen van Reagan en Thatcher, en in Nederland de kabinetten Lubbers en Kok. Rode draden in het nieuwe dominante model waren, onder meer, terugdringen van de publieke sector, primaat van de marktwerking, vrijhandel, en deregulering waaronder het loslaten van allerlei beperkingen en reguleringen voor de financiële sector. Op zich waren er goede aanleidingen om het model van de gemengde economie ter discussie te stellen.
Dat model en de daaraan verbonden praktijken hadden immers geleid tot allerlei uitwassen. Voorbeelden daarvan zijn de enorme schulden van de ontwikkelingslanden, corruptie, en verspilling en bureaucratisering in de Westerse welvaartsstaten. Maar de vraag is of op deze uitwassen geen andere antwoorden hadden kunnen worden ontwikkeld dan die van het neoliberalisme Hoe dan ook, die neoliberale zegetocht was indrukwekkend. Ook in allerlei sociale bewegingen, zeker in Nederland, nam het geloof in de oneindige mogelijkheden van de vrije markt snel toe. Velen van “linkse” signatuur gingen mee in het nieuwe geloof van the end of history. In de ontwikkelingslanden was men niet zo snel bekeerd, en dat had alles te maken met de directe ervaringen van veel sociale bewegingen met de tegenstrijdigheden van dat nieuwe model. Want die tegenstrijdigheden waren er en werden ook in het Westen manifester: grootschalige mondiale armoede, snel toegenomen inkomensongelijkheid, “omgekeerde ontwikkelingshulp”, ecologische overshoot, broeikaseffecten, groei van het democratisch tekort, en een ongebreidelde expansie van de financiële sector.
Dat alles heeft geresulteerd in een diepgaande crisis van de wereldeconomie, in financieel-economische zin, maar ook op gebieden als de ecologie en de voorziening in de basisbehoeften. Tegen deze achtergrond is het een gotspe dat de neoliberale pleidooien nog steeds en in brede kring opgeld doen. Want er is alle aanleiding voor verregaande en door urgentie gedreven ingrepen in de economie. Bijvoorbeeld war het de enorme expansie van de financiële sectoren betreft en de daarmee gepaard gaande explosie van geldcreaties. De oorspronkelijke functies van geld, ruilmiddel en rekeneenheid, delven het onderspit in de nieuwe en overheersende functie namelijk het met geld maken van meer geld. Dat heeft met reële economie niets meer te maken, maar heeft wel verregaande gevolgen waaronder een diepgaande instabiliteit van de wereldeconomie en in het dagelijks bestaan van miljarden mensen. Wat dat aangaat kan de huidige situatie goed worden vergeleken met de jaren van minister Lieftinck. Opnieuw is een drastische geldsanering noodzakelijk.
Een ander voorbeeld betreft het systeem van prijzen zoals die op de wereldmarkten tot stand komen. Prijzen zijn nauwelijks nog weerspiegelingen van de waarden van de betreffende goederen en diensten, vele ecologische en sociale kosten worden niet meegerekend met alle bekende gevolgen van dien. De pleidooien om daarin in te grijpen zijn al decennia oud, vanuit bijvoorbeeld de milieubeweging en de fair trade organisaties. Het wordt tijd daar echt op in te grijpen, wij hebben, net als in de jaren na de Tweede Wereldoorlog dringend behoefte was aan een gestuurd prijsbeleid.
Dat geldt ook de mondiale inkomensverdeling. Die heeft zeer ongelijke proporties aangenomen. Het ongebreidelde luxe bestaan van enkelen gaat gepaard met het bestaan van miljarden mensen die niet of zeer onvoldoende kunnen voorzien in hun basisbehoeften. Het is niet meer dan logisch dat deze ontwikkeling leidt tot voedingsbodems voor gewelddadige en steeds grootschaliger conflicten. Een mondiale inkomenspolitiek gericht op de garantie van bestaanszekerheid voor iedereen is dan ook dringend gewenst. Evenzeer, en in samenhang met het voorgaande, is opnieuw een volumebeleid noodzakelijk. Jaar in, jaar uit worden de milieugebruiksruimtes overschreden, de ecologische overshoot is al enkele tientallen procenten. De aarde zelf is in het geding. De meest directe slachtoffers zijn op dit moment vooral te vinden in de ontwikkelingslanden. Maar werkelijkheden als opwarming, peak oil en uitgeputte visgronden bedreigen het bestaan van iedereen. Wij ontkomen niet aan het stellen van grenzen aan het materiële verbruik, en dus ook niet aan systemen van distributie die de beperkte mogelijkheden van behoeftebevrediging eerlijk verdelen.
En dan heb ik het nog niet gehad over de dringend noodzakelijke investeringen die gedaan moeten worden om een duurzaam en eerlijk bestaan voor iedereen te garanderen. Dergelijke investeringen, en alle hiervoor genoemde beleidsterreinen, kunnen niet worden overgelaten aan “marktpartijen” en evenmin aan inzamelingsacties en andere vormen van goedwillendheid. Er moet snel een economische transformatie doorgevoerd worden, gestuurd door mens- en natuurwaarden in plaats van geldswaarden. En er moet een andere leiding komen in de economie, een leiding uitgaande van principes als mondialiteit, duurzaamheid en solidariteit. En daarvoor hebben wij, de mensheid, de overheid uitgevonden.

Meer over:

opinie, economie
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.