Tien procent werkenden heeft meer dan één baan nodig
• 30-08-2016
• leestijd 2 minuten
© cc-foto: Gerard Stolk
Bijna 10 procent van mensen met werk, heeft twee of meer banen nodig om rond te komen. Een verdrievoudiging ten opzichte van twintig jaar geleden. Dat blijkt uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Vooral zelfstandigen zien zich genoodzaakt een tweede of zelfs derde baan te zoeken.
Uit het rapport ‘
Aanbod van Arbeid ’, dat de periode 1985 tot en met 2014 bekijkt, blijkt ook dat het aantal werknemers met een flexcontract fors is gestegen. Van 25 procent in 2004 naar 42 procent in 2014. Wel blijkt dat tussen 1986 en 2014 het aantal mensen met betaald werk sterk is gestegen. Daarbij gaat het vooral om vrouwen en ouderen.
Hoewel de overheid al jaren campagne voert voor ‘een leven lang leren’, blijkt dat in de praktijk daar weinig van terecht komt. De afgelopen tien jaar is het aantal werknemers dat scholing volgt gelijk gebleven. Vooral laagopgeleiden, ouderen en mensen met een flexcontract doen weinig aan scholing, veelal omdat de werkgever de kosten ervan niet wil dragen en het voor de werknemer zelf onbetaalbaar is. ‘Werkgevers hebben juist op een flexibele arbeidsmarkt minder prikkels om te investeren in de scholing van werknemers, omdat die scholing ook weer verloren gaat op het moment dat zij het bedrijf verlaten,’ zegt SCP-onderzoekster Patricia van Echtelt
tegen de NOS.
Vorig jaar
waarschuwde vakbond FNV al voor de forse stijging van de zogenaamde stapelbanen en de schrale flexcontracten die daar vaak bij komen kijken. ‘Je hoort steeds dat het goed gaat met de economie, maar voor veel mensen gaat dat niet op. Armoede is dichterbij dan je denkt,’ waarschuwde FNV-bestuurder Mariëtte Patijn destijds.
Ook de steeds vaker voorkomende combinatie van een betaalde baan en het leveren van zorg levert problemen op, concludeert het SCP in haar rapport. ‘Die combinatie gaat niet altijd zonder slag of stoot,’ zegt Van Echtelt. ‘Voorheen was dit vooral iets wat speelde bij gezinnen met jonge kinderen. Maar nu krijgen juist ook veel ouderen hier last van, omdat zij de zorg op zich moeten nemen voor bijvoorbeeld hun ouders of hun partner.’