De ochtendkrant klaagt over politieke correctheid, en doet dat door gemarginaliseerde meningen af te schilderen als de echte bedreiging voor de vrijheid. Hypocrieter kan het niet.
‘Politieke correctheid’ maakt een comeback. Nee, niet de onderdrukking van niet-linkse meningen — het feit dat de VVD en de PVV de peilingen aanvoeren is toch een behoorlijke weerlegging van die hypothese. Wel maakt het discours over politieke correctheid een comeback, het idee dat links hard aan het werk is om alle niet-gevoeglijke meningen te onderdrukken.
Vandaag deed De Telegraaf een duit in het zakje, door groot uit te pakken met een verhaal van twee pagina’s over “zelfcensuur op de academie”. Arianne Mantel en Silvan Schoonhoven klagen over politieke correctheid, en doen dat door gemarginaliseerde meningen af te schilderen als de echte bedreiging voor de vrijheid. Hypocrieter kunnen we het niet maken.
Wat politieke correctheid precies zou moeten zijn, blijft in hun betoog volstrekt onduidelijk. Het lijkt te gaan over de onderdrukking van meningen, maar daar kunnen zij geen voorbeelden van noemen. Wel konden ze docent onderwijskunde Casper Hulshof tot een statement verleiden. Hij vindt dat “discussie” over genderneutrale toiletten en veganistische kantines iets te maken hebben met politieke correctheid, ook al is er “veel weerstand tegen”. Inderdaad een duidelijk voorbeeld van de vernauwing van het academische debat.
Mantel en Schoonhoven noemen uiteindelijk geen enkel concreet voorbeeld van een verbod aan een Nederlandse universiteit. Sterker nog: ze kunnen niet eens een student die zich onderdrukt voelt citeren. Het enige concrete voorbeeld dat ze noemen is het feit dat een enkele Charlie Hebdo-poster op de Hogeschool van Windesheim werd weggehaald. De structurele onderdrukking is weer eens goed aangetoond.
In plaats van met de zo geliefde feiten te schermen, toch iets waar ‘policor’ links een hekel aan zou hebben, is er vooral sprake van stemmingmakerij. Een Britse studentenvakbond die sombrero’s bij een kantine weghaalde, wordt een universiteit die sombrero’s verbood. Onderscheid tussen acties van studenten, van individuele docenten, van de universiteit als instituut, en zelfs van de (linkse) pers wordt niet gemaakt.
Criminoloog Wouter Buikhuisen zou kapot zijn gemaakt in de jaren zestig. In werkelijkheid behield Buikhuisen zijn aanstelling tot 1989, elf jaar nadat Vrij Nederland-columnist Piet Grijs zijn zogenaamd verwoestende eenmansoorlog begon. Meningen in lijn met die van Thierry Baudet zouden geen ruimte vinden aan de Nederlandse universiteiten, maar Baudet is een vrij typisch product van Paul Cliteurs onderwijs aan de rechtenfaculteit in Leiden.
De ‘onderzoeksjournalisten’ van de Telegraaf stellen zo dat “de universiteiten” steeds meer onderwerpen schrappen vanwege gevoeligheden, maar noemen geen enkel voorbeeld hiervan. Dat gebrek aan bewijs weerhoudt de Telegraaf er natuurlijk niet van om paniek te zaaien over, hoe kan het ook anders, zwarte wetenschappers.
Sandew Hira, die niet aan een universiteit werkt, hoogleraar Philomena Essed, die in de Verenigde Staten werkt, en emeritus hoogleraar Gloria Wekker worden aangevoerd als gevaar voor de vrijheid op Nederlandse universiteiten. Zij presenteren namelijk kritische visies op de Nederlandse samenleving en geschiedenis.
Hira, Essed en Wekker vinden dat het Nederlandse koloniale rijk een probleem was, dat racisme en seksisme problemen zijn, en dat die zaken te weinig aandacht krijgen in het Nederlandse wetenschappelijke discours. Zij eisen ruimte voor hun visie, ruimte die hen decennia-lang is ontzegd, en ruimte die zij ook nu slechts in een klein deel van de Nederlandse academie krijgen.
Het zijn meningen die pas in de afgelopen paar jaar aandacht krijgen, en het is nog steeds volledig standaard om het met hen oneens te zijn, zowel binnen als buiten de academie. Dat die kritische visies zo zeldzaam zijn is geen toeval: volgens een telling van de Rijksuniversiteit Groningen in 2015 waren slechts 10 van de 469 Nederlandse hoogleraren afkomstig uit etnische minderheden. Renate van der Zee beschreef vorige maand voor HP/De Tijd ( Blendle link ) hoe slecht de Nederlandse academie het doet op het gebied van diversiteit. In internationale context ziet Nederland er helemaal slecht uit.
Voor Mantel en Schoonhoven maakt dit niets uit. Zij zien meningen die ze niet gewend zijn, en denken dat er sprake is van onderdrukking van de status quo. Ze verwarren het bestaan van alternatieve meningen met het beheersen van de meerderheid, en verwarren een meerderheidsmening met hegemonie en onderdrukking.
Zo werkt het discours over politieke correctheid eigenlijk altijd. Mensen worden geconfronteerd met alternatieve lezingen, met de notie dat hun visie op de samenleving, op de geschiedenis, op hun wereld, niet de enige is. Ze worden gedwongen om na te denken over zaken waar ze nooit over nagedacht hebben, en ervaren dat als onderdrukking. Als een structuur die hun visie niet meer als neutraal en objectief erkent. Als politieke correctheid.
De ironie van het hele discours is dat het de rol van de universiteit juist bevestigt. De academie hoort de plek te zijn waar de samenleving wordt bevraagd, waar ruimte is voor alternatieve visies, waar mensen alle zogenaamd neutrale aannames kunnen bevragen. De Telegraaf wil in plaats daarvan dat de universiteit geen moeilijke vragen stelt. Dat er nergens ruimte is voor een alternatieve visie. Dat is pas onderdrukking van meningen.