Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen.

Suriname vijftig jaar vrij

23-12-2025
leestijd 6 minuten
1014 keer bekeken
ANP-543611948

Ik hoop dat het nu eindelijk goed zal gaan.

In alle kranten wordt herdacht dat Suriname 50 jaar terug onafhankelijk werd. Mijn gedachten gaan dan terug naar de politieke campagne van de wereldwinkels ‘Suriname Vrij NU’ in 1973. Maar eerst even een terugblik. Op welke wijze werd Suriname een kolonie van Nederland en hoe kwam ze daar weer vanaf? 

Als Columbus in 1492 Amerika ‘ontdekt’, verschuift de culturele en commerciële oriëntatie van West-Europa van het Middellandse Zeegebied naar het gebied aan de andere kant van de Atlantische Oceaan. Het werd de tijd van de ontdekkingsreizen, vestigen van handelsposten en uiteindelijk het koloniseren van de nieuw ontdekte landen. Portugal en Spanje, grootmachten in die tijd, veroverden heel Zuid-Amerika. Engeland en Frankrijk verdeelden Afrika, Engeland koloniseerde daarnaast geheel Zuidoost-Azië (India, Pakistan, Sri Lanka), Nederland bezette Indonesië en België de Congo. Zelfs Noord-Amerika was tot 1776 een kolonie van Engeland. Onze vaderlandse held werd Piet Hein die de Spaanse Zilvervloot veroverde. 

De landstreek Suriname viel beurtelings in handen van Engeland, Frankrijk, Noord-Amerika en Nederland. In 1667 kreeg Nederland vaste voet aan de grond in dat land. Nederlanders stichtten plantages of breidden bestaande plantages uit en daarvoor hadden zij arbeiders nodig. De meerderheid van de inheemse bevolking had weinig zin in plantagearbeid, dus werden er slaven gekocht in Afrika (de creolen), veelal van Arabische slavenhandelaren. In 1863 werd de slavernij afgeschaft. Er kwam een officiële afgezant van de Nederlandse koning Willem III naar Suriname en die zei het volgende: “Het heeft Zijne Majesteit Onzen Geëerbiedigde Koning behaagd de dag te bepalen waarop de slavernij in de kolonie Suriname wordt afgeschaft. Op den eersten Julij 1863 zijt Gij vrij”. De nu vrije arbeiders werden wel verplicht nog 10 jaar op de plantages te werken. Heel veel Surinamers hadden daar geen zin in en trokken naar de hoofdstad Paramaribo.

Hun plaats werd vanaf 1873 ingenomen door contractarbeiders uit India. Dat waren wel geen slaven, maar ze werden wel als slaven behandeld. De toestand werd zo slecht dat Engeland, die zich als kolonisator verantwoordelijk voelde voor haar Indiase onderdanen, Nederland op het matje riep. Om verdere conflicten te voorkomen, ging Nederland vanaf 1890 over tot het importeren van haar eigen contractarbeiders, de Javanen. Op die wijze ontstond een bevolking bestaande uit 40% creolen, 37% Hindoestanen en 15% Javanen. Hoe erg de uitbuiting was, kan men lezen in het onlangs weer uitgegeven boek van de Surinaamse schrijver Anton de Kom: ‘Wij slaven van Suriname’.

Het einde van de Tweede Wereldoorlog was tevens het begin van de dekolonisatie. Koloniën eisten juridische onafhankelijkheid. Dat ging in een aantal gevallen gepaard met geweld (Indonesië, Kenia, Zimbabwe), maar in de meeste gevallen werd de kolonie overgedragen aan de inheemse elite. In Suriname was er in die tijd slechts een minderheid die onafhankelijkheid wenste. Met name de Hindoestanen, bang als zij waren voor etnische conflicten, waren fel tegen. Wijs geworden door de gewapende strijd in Indonesië besloot de Nederlandse regering in 1954 Suriname een semi-onafhankelijk status te geven, het statuut. Het statuut bepaalde dat Nederland, Suriname en de Antillen gelijkwaardige staten zijn binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Klinkt mooi, maar in feite bleef Nederland Suriname cultureel en commercieel domineren. 

In Suriname waren de creolen wel voor onafhankelijkheid maar politieke partijen waren gekoppeld aan de etnische groep waardoor de creoolse partij nooit een meerderheid kreeg. Begin jaren ’60 ontstond er echter, los van de bestaande etnische partijen, een nieuwe partij, de PNR (Partij Nationalistische Republiek), die wel degelijk streefde naar onafhankelijkheid. Toen zij zich bij de verkiezingen van 1973 verbond met de creoolse partij de NPS ontstond er een meerderheid in het Surinaamse parlement.

Premier Arron en de Nederlandse premier Den Uyl waren beide voor onafhankelijkheid. Toch duurde het nog jaren voordat die wens vervuld werd en daar sprong de landelijke organisatie van wereldwinkels (186 lokale groepen) in. Zij wilden een campagne en op de ledenraad van eind 1973 stelden een paar winkels voor campagne te voeren voor spoedige onafhankelijkheid van Suriname. Het werd de actie ‘Suriname Vrij NU’, die zij samen voerden met Sjaloom, X-Y, Clat en enkele kerkelijke groepen. De nadruk lag op het woord NU. Zij waren namelijk bang dat Nederlandse bedrijven als Bruynzeel, Shell, HVA en Biliton de laatste kolonisatiejaren nog snel voordelige contracten zouden afsluiten met een Surinaamse regering die volledig afhankelijk was van Nederland.

Nou is het wel gemakkelijk een campagne te starten, maar eigenlijk wisten we weinig van Suriname. Daarom werden er een paar specialisten uitgenodigd, te weten activist en Surinamespecialist Siep van der Werf, dominee Peet Jansen en de Surinamer Marcel Kros. De campagne verliep redelijk. Samen met Siep schreef ik een folder over Suriname, veldwerkers en bestuursleden bezochten de plaatselijke wereldwinkels, er was een gesprek met premier den Uyl en minister Jan Pronk en ongeveer de helft van de wereldwinkels deed actief mee.

Het bestuur vond dat wat magertjes. Oké, wereldwinkels en andere actiegroepen stonden achter het doel van de campagne, maar wat ontbrak was het politieke vuur. Je zou denken, zowel den Uyl als Arron waren voor, dus wij hadden de wind mee. Dat leek zo. Gek genoeg kwamen tegenstanders uit Surinaamse kringen. In Suriname was de Hindoepartij van Lachmon fel tegen. Door voorstanders die er ook waren werd de VHP leider spottend ‘Lachmon van Oranje’ genoemd. Het Suriname comité was, afhankelijk met welke partij in Suriname zij zich verbonden voelde, beurtelings voor en tegen. In mei 1974 schreef zij dat ‘de onafhankelijkheid van het Surinaamse volk alleen bereikt kon worden door een hardnekkige strijd zoals de strijd in Vietnam en Angola’. De onafhankelijkheid die Nederland ons gaat geven achtte het comité ‘een neokoloniale marionettenonafhankelijkheid’. Toen echter op 25 november 1975 onafhankelijkheid een feit werd, vierde het comité even hard mee. Nu stelde zij dat onafhankelijkheid ‘gezien moet worden als uitdrukking van het verzet tegen buitenlandse overheersing en het door Nederland opgedrongen Koninkrijksstatuut’.

Ondanks de politieke verschillen was iedereen in Suriname toch blij. Er was duidelijk een gevoel van bevrijding. Wel emigreerden zo’n 300.000 Surinamers naar Nederland, ongeveer een derde van de bevolking. Zij schatten terecht in dat de kans op werk en een zekere welvaart in Nederland stukken hoger ligt dan in Suriname. En inderdaad, in Suriname ging het economisch slecht. Na november 1975 besloten enkele actievoerders van Suriname Vrij NU, waaronder Siep van der Werf, een nieuwe solidariteitsgroep op te richten en wel de SBS, de Solidariteit Beweging Suriname. De groep wilde zich inzetten voor een progressieve ontwikkeling in Suriname, zij uitte kritiek op de besteding van ontwikkelingshulp en op de gebrekkige opvang van Surinamers en streed tegen het opkomende racisme.

In Suriname ging het economisch steeds slechter, hetgeen leidde tot een staatsgreep van sergeant Bouterse in 1980. De SBS en Surinamegroepen stonden aanvankelijk achter de staatsgreep. Men hoopte op economische en sociale veranderingen. Daar kwam echter weinig van terecht en toen Bouterse in december 1982 vijftien tegenstanders liet vermoorden, veranderden zij hun mening. De onmiddellijke stopzetting van de ontwikkelingshulp leidde wel tot felle discussies. Nederland werd hypocrisie verweten. In Indonesië ging, ondanks tienduizenden executies van (vermeende) communisten de hulp gewoon door. Ondanks de moorden bleef Bouterse een negatieve rol spelen in Suriname. Beurtelings was hij dictator, president of legerleider. Tegenstanders van Bouterse, met name familieleden van de vermoorde mensen, drongen aan op veroordeling van hem. Maar door als president zichzelf en de groep om hem heen amnesty te verlenen, ontsprong hij de dans. In 2023 werd hij dan eindelijk voor de rechtbank gedaagd en veroordeeld tot 20 jaar gevangenisstraf. Hij dook echter onder en in december 2024 overleed hij, 79 jaar oud.

Of Suriname na de Bouterse tijd economisch en sociaal opgroeit, is de vraag. Onlangs is een grote oliebron ontdekt. Als een nieuwe regering de winsten hiervan niet alleen laat toestromen naar de elite maar een groot deel gaat besteden aan economische en sociale verbetering van het volk, dan is er veel mogelijk.

Zeker vergeleken met andere migranten zijn Surinamers redelijk geïntegreerd. Zij spreken de Nederlandse taal, in het Surinaamse onderwijs werd altijd veel aandacht geschonken aan Nederland en ook voor de massale emigratie kwamen veel Surinamers hier studeren. Elk jaar wordt uitbundig Keti Koti gevierd (herdenking einde slavernij), er is een slavernijmonument in het Oosterpark in Amsterdam. Zowel burgemeester Femke Halsema als de koning hebben excuses aangeboden voor de misdaad van de slavernij. De schrijver Anton de Kom van ‘Wij slaven van Suriname’ heeft nu een standbeeld in Amsterdam en er is een Suriname museum. Tenslotte was er in 2024 nog een prachtige expositie van Surinaamse kunst in het stedelijk museum in Vianen waar Siep en ik van hebben genoten en op dit ogenblik is er in het museum van moderne kunst Cobra in Amstelveen (tot 1 maart 2026) de tentoonstelling 'Wi Sranan - Surinaamse kunst in beweging'. Daar zullen we zeker naar toe gaan. Ja, ja, als oud-activisten blijven we toch betrokken bij de Surinaamse gemeenschap.

Vijftig jaar onafhankelijk! Ik hoop dat het nu eindelijk goed zal gaan. Na alle problemen hebben ze dat wel verdiend.

Meer over:

suriname, opinie
Delen:

Altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws?

Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.

Al 100 jaar voor