Steeds meer weerzin tegen vuurwerktraditie

Steeds meer Nederlanders willen af van de jaarlijkse vuurwerktraditie waarbij particulieren op Oudejaarsavond voor miljoenen euro’s verknallen en honderden slachtoffers vallen. Meer dan de helft van de mensen die door I&O Research zijn ondervraagd wil een verbod op de praktijk.

De Volkskrant meldt :

Het nee-kamp tegen particulier vuurwerk groeit gestaag. TNS NIPO peilde in 2008 dat 53 procent van de bevolking positief was over het afsteken van vuurwerk. Vier jaar later was dat precies de helft. Nu blijkt uit het I&O-onderzoek dat 56 procent van de ondervraagden een verbod wil op consumentenvuurwerk. Opvallend genoeg zeggen net zo veel ondervraagden vuurwerk ‘een mooie traditie’ te vinden. In die spagaat zouden georganiseerde vuurwerkshows het ideale compromis kunnen zijn. De helft van de ‘matige vuurwerkafstekers’ – die er niet meer dan 25 euro aan uitgeven – ziet de professionele shows ook graag komen.

Georganiseerde vuurwerkshows hebben ook de steun van tegenstanders van vuurwerk: 84 procent is voor. Redenen voor het verdampen van de steun voor particulier vuurwerk zijn de enorme schade die de traditie met zich meebrengt – in Rotterdam bijna 4 ton – en de honderden slachtoffers waarvan een fors deel zelf geen vuurwerk afsteekt maar slechts toekijkt of toevallig passeert.

Maandag werd er op de eerste toegestane verkoopdag voor 25 miljoen euro aan vuurwerk ingeslagen door liefhebbers. Bij het meldpunt vuurwerkoverlast.nl , een initiatief van GroenLinks, zijn dinsdagmiddag inmiddels bijna 30.000 klachten binnengekomen. De politiek durft haar vingers nog niet te branden aan een verbod. In de Tweede Kamer zijn alleen GroenLinks en de Partij voor de Dieren voorstander van een dergelijke maatregel.

Ook in Zweden neemt het verzet tegen de vuurwerktraditie toe. In vier jaar tijd is het aantal voorstanders van een verbod verdubbeld tot 15 procent. Veertig procent wil dat de verkoop wordt beperkt en in plaats daarvan georganiseerde vuurwerkshows door professionals.

cc-foto: Marco Nedermeijer