Waar heeft PvdA-voorzitter Hans Spekman schijt aan?
Ik moet bekennen dat ik tot voor kort redelijk schijt had aan de crisis. Goed, als ambtenaar in dienst van de rijksoverheid zie ik mijn inkomen al jaren niet stijgen. Maar ik kan het hebben, mede vanuit de wetenschap dat mijn vriendin en ik iedere maand een bovenmodaal salaris op onze bankrekeningen gestort krijgen, waar wij kinderloos prima van rond kunnen komen.
Dat maakt laks, onverschillig. Zo weet ik niet of er nog wel wordt onderhandeld over een nieuwe cao, en zo ja; wat de inzet is van die onderhandelingen. Want de schoorsteen blijft roken en wij ook, stevig.
Het nivellerende regeerakkoord stemt echter tot nadenken. De dreigende verhoging van de zorgtoeslag evenals de dalende hypotheekrenteaftrek werpen hun schaduw op mijn financiële gemoedsrust vooruit.
Dit alles toegejuicht door een extatische Spekman. In mijn ergste dromen zie ik hoe hij me sardonisch lachend leert om mijn eigen truien te breien, dan wel aanzet tot het kopen van hemden uit de verstofte rekwisietenboedel van de productiemaatschappij van ‘Merijntje Gijsens jeugd’.
Dat laatste beeld voert me terug naar mijn kinderjaren.
De eerste zwart-wit televisie, Philips, werd binnengebracht, ’s avonds één glaasje felgele limonade uit de beugelfles. Vader was trots op zijn eerste, maar tweedehands, DAF 44. Leuk voor een jaarlijks weekendje weg in eigen land. Moeders maandverband hing periodiek op maandag aan de waslijn. Dringende telefoontjes kwamen binnen bij de buren en de lichtblauw betegelde wc was voorzien van rollen grijs toiletpapier. Eén laagje, meer was er niet.
Mijn vader werkte zich op. Het schansspringen op nieuwjaarsdag kwam in kleur de huiskamer binnen, geselecteerd met de afstandsbediening. De oliebollen werden met cola weggespoeld, de lege kratten met de nieuwe Volvo teruggebracht naar de supermarkt. Ruim voor de overgang deden tampons hun intrede bij mijn moeder. Er kwamen lange vakanties over de grenzen. Zelfs de wc-muren werden voorzien van sierpleisterwerk en tot slot kwam er wit, zacht meerlaags toiletpapier. Wellicht was het de ultieme luxe voor mijn ouders, die in hun jeugd een van de meest besloten handelingen uitvoerden met uit kranten gescheurde repen.
Vandaag zag ik het staan in de supermarkt, helemaal onder in het schap. Een pak met vier rollen grijs toiletpapier. Merkloos, verpakt in grauw onhygiënisch aandoend plastic. Nooit heb ik het iemand op de band bij de kassa zien zetten. Begrijpelijk. Je wordt nog liever gezien bij de aankoop van de rode halve liter blikken euroshopper bier.
Toch stond er nog slechts één pak. Ik vermoed dat er niks meer bij kon in het winkelwagentje van Spekman. Hij geneert zich niet.
Ik zie hem al zitten deze week, op de publieke tribune van de Tweede Kamer. En als ik hém niet zie, dan toch de rollen grijs toiletpapier die hij vergenoegd en zelfvoldaan naar beneden gooit. Eén laag, zijn ultieme wens. Nivellering is een feest dat hij viert met brede grijze slingers. De kleur, of beter; het gebrek daaraan, deert hem niet.
Hij kan het missen ook, dat toiletpapier. Hij heeft een hele middenklasse om zijn reet aan af te vegen.