
Nu de formatiegesprekken op gang komen, merk ik hoe vaak dezelfde vraag terugkeert binnen onze beweging: moeten wij als GroenLinks–PvdA aanschuiven bij een nieuw kabinet of juist op afstand blijven?
Voor mij draait die vraag niet om het spel van macht, maar om de waarden die ons überhaupt samen hebben gebracht. Waarden waarin klimaatrechtvaardigheid, bestaanszekerheid en gelijke rechten niet los van elkaar staan.
Waarden die óók gaan over emancipatie, over bescherming van LHBTI+-personen, over het opstaan tegen racisme en over het bestrijden van alle vormen van extreemrechtse politisering.
Juist omdat die waarden zo centraal staan, moet ik eerlijk zijn: niet elke coalitie doet ze recht.
Waar wij voor staan
Toen wij het avontuur van GroenLinks–PvdA aangingen, deden we dat omdat we dezelfde richting voelden. Een koers waarin klimaatbeleid niet wordt losgeknipt van sociale rechtvaardigheid. Een koers die de bestaanszekerheid van gewone mensen centraal zet in plaats van aan de markt overlaat. Een koers waarin emancipatie geen bijlage is, maar onderdeel van alles wat we doen.
Waarom de mogelijke coalitiepartners onze koers niet kunnen dragen
In de gesprekken worden telkens dezelfde partijen genoemd: D66, CDA, VVD en JA21. Maar wie serieus kijkt naar wat wij willen bereiken, ziet al snel waarom deze combinaties niet werken.
Met D66 delen we veel, van klimaatambitie tot gelijke rechten en een open samenleving. Maar samen zijn we numeriek te klein om een progressieve koers te garanderen. Zodra VVD of CDA worden toegevoegd, verschuift de balans richting midden of rechts. Niet alleen op klimaat en bestaanszekerheid, maar ook op thema’s als diversiteit, LHBTI+-rechten en de bescherming van de rechtsstaat.
Het CDA presenteert zichzelf graag als verbindend, maar in de praktijk zie ik veel aarzeling op emancipatie, veel voorzichtigheid op migratie en een remmende rol op klimaat. Daarmee kun je misschien regeren, maar geen progressieve koers vasthouden.
De VVD staat structureel haaks op wat wij inhoudelijk willen: van klimaat tot volkshuisvesting, van migratie tot publieke voorzieningen. En eerlijk is eerlijk: op het gebied van emancipatie en minderhedenrechten zie ik eerder terugtrekkende bewegingen dan vooruitgang.
En JA21 ten slotte staat ideologisch volledig buiten onze bandbreedte. Hun retoriek over migratie, hun verzet tegen inclusiviteit en hun afwijzing van klimaatbeleid zijn niet alleen inhoudelijk onverenigbaar met onze koers, maar raken ook aan de grenzen van wat ik democratisch aanvaardbaar vind.
Waarom oppositie nu geloofwaardiger en effectiever is dan regeren
Als ik deze verschillen naast de zetelverdeling leg, blijft er een harde realiteit over: er ís geen progressieve meerderheid. En elke meerderheid die wel haalbaar lijkt, schuift automatisch naar centrumrechts of erger. Dat betekent dat wij in een kabinet niet onze waarden versterken, maar ze zouden moeten verzwakken.
In de oppositie kunnen wij juist die waarden beschermen zonder dat we ze hoeven te relativeren. Daar kunnen we de tegenmacht zijn die de samenleving nu nodig heeft: progressief, sociaal, inclusief en principieel.
De rol van Jesse Klaver
Dat gevoel wordt versterkt nu Jesse Klaver fractievoorzitter is. Klaver is iemand die onze idealen scherp houdt en ze vol overtuiging verwoordt. Of het nu gaat over klimaatbeleid of de bescherming van minderheden tegen haat en ontmenselijking. Zijn kracht ligt in het debat, in het bouwen van een beweging, in het benoemen van wat wél moet.
Verantwoordelijkheid begint met trouw blijven aan wie we zijn
Voor mij is de keuze helder. Als wij trouw willen blijven aan de waarden die ons verbinden (sociale rechtvaardigheid, klimaatrechtvaardigheid, emancipatie en de bescherming van iedereen die in dit land zichzelf wil kunnen zijn) dan hoort daar nu geen deelname aan een centrumrechts kabinet bij.
Onze kracht ligt nu in oppositie: zichtbaar, geloofwaardig en met een scherp progressief kompas.
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.