Sneeuw
• 08-12-2012
• leestijd 2 minuten
Een deken van sneeuw dempt de stemmen
Ik vind het wel wat hebben; sneeuw. Zo ’n vlokje dat op zich niks voorstelt, dat blaas je zo weg van het puntje van je neus. Je kunt het achteloos van je schouder slaan. Maar als ze met miljoenen omlaag dwarrelen of voortrazen, gedreven door een stevige wind, en dan flink lang, sta je toch te kijken. Of te kijk.
Dat uniforme, ik hou er wel van. Die boodschap dat het leven soms, op sommige dagen, één kleur aanneemt. Dat er gewoon een duidelijke grens getrokken wordt tussen mens en natuur.
Als je je druk maakt over de betekenis van Zwarte Piet is dat misschien wat minder. Als je vindt dat de gewelddadige dood van een grensrechter een direct gevolg is van de overvloedige intocht van Marokkanen wellicht ook. Maar goed, zo ’n deken van sneeuw, dat dempt de stemmen. Je kunt schreeuwen wat je wilt, het klinkt toch allemaal wat doffer. Wat hulpelozer ook, eenvormiger. Gewoon als geschreeuw. Minder weerklank vindend door de omsingeling van de essentie van het leven.
Je ziet het al bij een dun laagje op een voetbalveld. De krijtlijnen vervagen. Wie gescoord heeft, is niet meer vast te stellen, behalve als je al sneeuwruimend de grenzen weer blootlegt. Maar die willen misschien eigenlijk wel bedekt blijven. Dan zijn voetafdrukken niets overschrijdend. Gewoon het spoor van een mens die ergens vandaan komt of op weg is, ergens naartoe. Meer waarschijnlijk dwalend, maar dat zie je niet meteen aan een paar afdrukken. Laat staan dat je ziet wie ze heeft achtergelaten, wat zijn kleur was, religie of komaf. Een beetje verontrustend misschien op een grote witte vlakte. Je wilt toch een lijn zien, zoekend naar houvast. Want zonder sporen om te volgen ga je die cirkel maken, omdat je naar rechts of naar links trekt en jezelf altijd tegenkomt, of beter gezegd inhaalt, je sporen dan.
En dan zijn er die zwarte tekentjes, door sommigen op het wit gestrooid, in een soort verklarend geacht patroon. Ach, die zinken dan wel weer weg bij de eerste zonnestralen, omdat ze vaak licht en warmte opslokken. Dat neemt niet weg dat ze er waren, er lagen. Maar als de wind weer opsteekt met een beetje vrieskou, wat stuifsneeuw, worden ze weer netjes toegedekt. Zoals het hoort. Dan blijven er wat niet te duiden putjes over. Ook weer eenvormig.
Het mooiste is een dik pak. Ik ga voor minimaal een meter, waar je doorheen moet ploegen. Stap voor stap, voet voor voet, niet naar links of rechts, maar gedwongen rechtdoor je eigen weg banend, ingesloten haast. Als er al tekentjes liggen dan toch te hoog om een patroon te zien. Die doen er dan ook niet meer toe, voor geen meter.
Net het leven, denk ik dan.
Maar geloof me, morgen schrijf ik misschien wel iets over Griekenland. Daar weet ik ook niets van.