Niemand heeft het recht ernstige beschuldigingen te uiten die een ander maatschappelijk kunnen vernietigen, zonder dat dit voor een rechter staande kan worden gehouden
Maandagavond zei Gijs van Dam bij Pauw iets heel belangrijks. Als Jelle Brandt Corstius vindt dat hij door hem verkracht is, dan moet hij aangifte doen. Anders is hij niet geloofwaardig. Van zijn kant doet Van Dam dat wél. Wegens smaad en laster. En omdat hij vreest dat zijn bedrijf nu nooit meer opdrachten krijgt, want wie wil nog zaken doen met een seksuele misdadiger?
Naast hem zat zijn advocaat Peter Plasman die op niet mis te verstane wijze het standpunt van zijn cliënt nog eens vertolkte. In een tweet meldt Jelle Brand Corstius dat zo’n aangifte inderdaad in de maak is. Hij zal een dezer dagen dus op het politiebureau verschijnen. En anders moet hij zijn mond houden. Dat geldt voor iedereen die nu naar buiten treedt om iemand van zwaar seksueel misbruik te beschuldigen. Het gaat hier om een misdaad, zo ernstig, dat het voor de dader niet zonder gevolgen mag blijven. In een rechtsstaat kan dat niet het soort volksgericht zijn dat tegenwoordig op de sociale media plaats vindt.
Onder de hashtag #metoo zijn vele vrouwen en enkele mannen naar buiten getreden om traumatische herinneringen op te halen aan seksuele ervaringen. Daarbij gaat het steeds om een man die hen dwong zijn handelingen te ondergaan. De aard van die handelingen verschilt: van steeds weer bepotelen zoals dat heet, tot exhibitionisme en verkrachting. In veel gevallen worden wel tijd en lokatie aangegeven maar niet de dader. Dat maakt in principe alle mannen die op dat kantoor werkten of bij dat feest aanwezig waren verdacht. Behalve als de goede verstaander – al dan niet terecht – wel kan aanwijzen om wie het gaat. Dan blijft de spotlight op een of twee personen rusten.
Bij dit alles is het opvallend hoe weinig beschuldigde prominenten – Harvey Weinstein voorop – zich tegen de aantijgingen verzetten. Daardoor wekken zij het vermoeden dat inderdaad het nodige aan de hand is. Let wel: het vermoeden want een verdenking is geen bewijs. Ook hier geldt: als je in het openbaar van een ernstig misdrijf wordt beschuldigd, dan is aangifte wegens smaad en laster de enige weg. Anders word je er zelf niet geloofwaardiger op.
Een opmerking tussendoor over de kwaliteit van de #MeToo-herinneringen, die gewoonlijk gaan over gebeurtenissen die jaren terug zouden hebben plaats gevonden. Drank en andere opwekkende middelen doen rare dingen met het geheugen zoals iedereen weet die uitgelegd krijgt wat hij de vorige nacht in het café heeft aangericht. Daarom mogen we er niet zomaar van uitgaan dat beschuldigers van misbruik vuil spel spelen. Zij zijn integer. Zij zijn ervan overtuigd dat zij met hun bekentenis een belangrijk maatschappelijk doel dienen. Het is de kwaliteit van hun herinneringen die wij kritisch mogen benaderen vooral als beneveling in het spel is. Dit geldt voor potentiële daders én slachtoffers.
Gijs van Dam moet het op de sociale media nu ontgelden. Met zijn optreden jaagt hij – zo wordt dan gezegd – slachtoffers van seksueel misbruik terug in hun schulp. Zij worden opnieuw gedwongen om te zwijgen. Zij mogen de waarheid niet zeggen op straffe van juridische gevolgen. Dit is gevaarlijke flauwekul. Niemand heeft het recht ernstige beschuldigingen te uiten die een ander maatschappelijk kunnen vernietigen, zonder dat dit voor een rechter staande kan worden gehouden. Wie anders beweert, zet de bijl aan de rechtsstaat. Die maakt het voor zichzelf trouwens ook moeilijk. Als er geluisterd moet worden naar slachtoffers, kan daardoor automatisch de dader zich ook tot slachtoffer uitroepen.
Neem de affaire Van Dam – Brandt Corstius. Jelle beweert dat Gijs een drug in zijn drankje heeft gedaan om hem te verkrachten, toen hij eenmaal versuft was. Gijs van Dam had in dat geval maandagavond bij Pauw ook kunnen zeggen: “Niet ik maar hij heeft dat gedaan. Toen ik even niet keek, deed hij de drugs in mijn drankje om me te bedwelmen. Daarna dwong hij me tot orale seks. En nu zet hij de verkrachting in de media voort”.
Het is dan ook maar goed dat er wetten en rechters zijn in Nederland die paal en perk stellen aan wat je straffeloos over een ander mag beweren. En dat die wet voor iedereen geldt. Zonder uitzondering.