Is het niet veel belangrijker – en in die mening sta ik ongetwijfeld niet alleen – om eens wat energie in een docent te steken in plaats van een score?
In maart 2009 bezocht ik voor Volkskrant Banen het Da Vinci College in Leiden. De school had zich, medegefinancierd door het innovatieplatform Durven Delen Doen, in de kijker gespeeld. Toenmalig staatssecretaris voor OCW, Marja van Bijsterveldt, roemde de school.
‘Het is van groot belang om aan te sluiten bij de ontwikkeling van de jongeren van nu en het vergt durf om niet altijd de traditionele weg te bewandelen maar nieuwe vormen te kiezen,’ tekende ik toen op. ‘De tijd van eenzijdige kennisoverdracht is definitief voorbij. Onderwijs voor de Homo Zappiens moet anders, en deze projecten zijn daar een mooi voorbeeld van.’ Waarvan akte. Nu zegt ze met het plan Beter Presteren dat we ‘meer aandacht voor de kernvakken’ en ‘leerprestaties’ moeten krijgen (geen enkele docent zal het belang van leerprestaties wegwuiven, overigens). Wat is er veranderd in die anderhalf? Voortschrijdend inzicht, zal de spin doctor van de huidige onderwijsminister souffleren.
Voorbeelden van wat het Da Vinci College anders deed dan andere onderwijsinstellingen? Er was een Skypeproject met een school in Marokko; scholieren wisselden In het Frans verhalen en ervaringen uit rondom het thema burgerschap en identiteit. Een ander project was een virtueel museum, waarbij ondernemende leerlingen een museum inrichtten in 3D en de bijbehorende kunst ‘veilden’. Ik kan me het enthousiaste gezicht van Van Bijsterveldt nog goed voor de geest halen.
Het komt er nu echter op neer dat Van Bijsterveldt ‘terug’ wil naar twee profielen in het voortgezet onderwijs en dat er meer gehamerd moet worden op de vakken Engels, Nederlands en Wiskunde. We zakken immers op de PISA-ranglijst, een internationale onderwijsranking. Vanochtend kon ik in NRC Next lezen dat de beweging Beter Onderwijs Nederland (BON) de plannen van Van Bijsterveldt breed steunt; niet verrassend omdat de mede-oprichter en bestuurslid van BON, Harm Beertema, voor de PVV in de Tweede Kamer zit en als gedoogpartij de plannen van het kabinet steunt.
‘Meer aandacht voor de kernvakken betekent simpelweg meer leertijd voor Nederlands, Engels en wiskunde. De leerprestaties van deze vakken zullen aan het eind van de onderbouw worden getoetst. Op die manier krijgen leraren inzicht in de achterstanden van leerlingen en kunnen zij deze gericht wegwerken. Daarnaast volgt er aan het einde van de bovenbouw nog een rekentoets voor middelbare scholieren’, zo luiden de plannen van Van Bijsterveldt die met veel bombarie worden aangekondigd. O, ik weet wel hoe we ons nóg hoger op elke lijst krijgen, hoor. Nóg meer toetsen. Vanaf de kleuterklas op de Cito-toets oefenen. Je kunt het nog verder doorvoeren: we laten alleen briljante leerlingen toe tot de havo en het vwo. De rest sturen we naar het vmbo. Moet je kijken, wat een scores.
De obsessie met scores en toetsingsmomenten is een exces van law and order-politiek. Helaas is dat niets nieuws. Een student (ik geef les op de Hogeschool van Amsterdam, vandaar) verzuchtte onlangs na een lastig project waarbij het eindresultaat kennelijk teleurstellend was: ‘Maar ik heb nog nooit voor een tentamen lager dan een 7 gehaald!’ Het cijfer op het studieoverzicht dicteert kennelijk de waarde van het onderwijs. Een student beschouwt in zo’n geval onderwijs niet als een pakket (of competentie, vergeef me de pedagogische terminologie) van kennis, vaardigheden en houding, maar als iets waarmee te scoren valt. Het confronterende is dat haar aankomende werkgever niet zoveel met een droge ‘7’ als score kan. Die werkgever wil weten of ze een goed artikel kan schrijven (vaardigheid), of ze relevante bronnen raadpleegt (kennis) en of ze een artikel op tijd inlevert (houding).
Is het niet veel belangrijker – en in die mening sta ik ongetwijfeld niet alleen – om eens wat energie in een docent te steken in plaats van een score? Laat iemand nou eens de kans krijgen om professional in het onderwijs te worden en te blijven. Te vaak worden hbo-studenten van een onderwijsopleiding, de aankomende docenten in het voortgezet onderwijs, door stagescholen ‘opgezogen’ en volop ingezet als vliegende keep. Meer begeleiding voor beginnende docenten, daar begint goed onderwijs mee. Ter vergelijking: Een advocaat moet na zijn studie rechten zich drie jaar lang ‘bewijzen’ voordat hij zich advocaat mag noemen.
De zittende docent met ervaring moet zich net zo goed blijven ontwikkelen en niet alleen op de hoogte blijven van de vakinhoud – hoe vaak vraagt een gemiddelde docent zich af wat er op de vervolgopleiding wordt gevraagd? – maar ook samen met zijn onderwijsmanager de laatste smartboards, apps voor de iPads, smartphones en open source software uitkiezen. Want hallo, de informatietechnologie ontwikkelt zich. Maar teveel scholen zitten vast aan dure contracten met educatieve uitgeverijen die per verkocht boek royalties opstrijken.
Letterlijk luidt de ambitie van het kabinet: ‘Met het actieplan Beter Presteren wil Van Bijsterveldt in het voortgezet onderwijs de nadruk leggen op vakken die bepalend zijn voor het succes in het vervolgonderwijs en op de arbeidsmarkt.’ Maar daarin keert de ambitie zich tegen de uitvoering: een ministerie dat zich focust op scores en toetsen, vraagt eigenlijk aan docenten om de autonomie terzijde te leggen en vraagt van scholieren om toetsen zo goed mogelijk te maken – in plaats van meer te leren. Een toets met een score is een van de meetinstrumenten van kennisoverdracht, geen doel op zich. Bovendien wordt de vernauwing van de profielen (lees: het terugbrengen naar twee uitstroomprofielen in het voortgezet onderwijs) gepresenteerd als een drastische maatregel om het onderwijs te verbeteren, maar op de achtergrond weten we dat het een bezuinigingsmaatregel is. En die euro’s keren niet terug in het onderwijs.
Mijn advies aan een volgend kabinet: pomp geld in nog betere lerarenopleidingen en nog intensievere begeleiding van docenten. Verhoog salarissen en geef het vak allure en status. Niet, zoals de SP doet, mopperen dat er te weinig ‘onbevoegden’ voor de klas staan, maar zorg dat onbevoegde docenten in alle rust wél bevoegd kunnen worden. Haal juist potentiële docenten voor het middelbaar beroepsonderwijs uit het bedrijfsleven en andere delen van de maatschappij, zoals de zorg; bied flexibele training en scholing, geen malle werkdruk die zich vertaalt in krankzinnige urennormen. Haal voor de gymnasia juist universitaire docenten binnen om een team te trainen in wat scholieren kunnen verwachten aan academische vaardigheden. Wat zeg ik, zet eens in de zoveel tijd een professor voor de klas in het voortgezet onderwijs. Dat stimuleert meer dan een batterij toetsen.
Het NRC van gisteren schrijft dat van Bijsterveldt meer wil halen uit de ‘bovenste 20 en 30 procent’ van de scholieren: ‘Scholen zijn nu overbelast. Is het nodig dat ze ook aandacht besteden aan zaken als obesitas en omgaan met geld? Er moet meer focus komen.’
Pardon? Hád iemand ook maar eens een minuut in het verleden de moeite genomen om wereldwijd meer economie te onderwijzen. Misschien zaten we dan nu niet in een crisis. Hádden alle biologievakgroepen op scholen wereldwijd zich maar ingezet om kinderen aan het verstand te brengen dat Red Bull en chips je moddervet maken en hoe bizarre ziektes en virussen ontstaan door de bioindustrie.
‘Hoort dat op school?’ is dan de veelgehoorde uitspraak. Als je besluit maatschappelijk-culturele thema’s niet in het onderwijs toe te laten, zeg je dus eigenlijk tegen een leerling: kijk, je hebt het leven. En je hebt school.