De basis van de problemen zit hem in de professionalisering
Kort achter elkaar werden twee schandalen bij het internationale hoofdkantoor van Greenpeace bekend bij het grote publiek. Op 14 juni berichte het Duitse blad Der Spiegel dat er bij Greenpeace 3,8 miljoen euro verdwenen is door te speculeren op koersverschillen. Op 23 juni bericht The Guardian dat Pascal Husting, het ‘hoofd operaties’ bij Greenpeace International, verschillende keren per maand vanuit Amsterdam naar zijn huis in Luxemburg vliegt. Dat gedrag staat haaks op de strijd van de milieuorganisatie tegen CO2-uitstoot.
De vraag is of dit incidenten zijn of het topje van de ijsberg en of dit exclusief is voor Greenpeace?
Ik heb in 2012 een maand bij Greenpeace International gewerkt als het hoofd van het kantoor van de internationale algemene directeur van Greenpeace (Kumi Naidoo). Een van de redenen waarom ik aan het einde van mijn proeftijd besloten heb niet bij Greenpeace te blijven, was het feit dat Greenpeace veels te veel van haar eigen idealen en achterban is komen af te staan. Ook zag ik geen enkele mogelijkheid om daar vanuit mijn positie iets aan te veranderen. Het geloof in het eigen gelijk was en is waarschijnlijk nog steeds immens groot. Het was wel zo’n beetje de laatste organisatie waarvan ik dacht dat de mensen nog wel voldoende trouw waren aan hun eigen principes. Daarna heb ik dan ook besloten om zelfstandig als activist te strijden voor het onrecht in de wereld. Het is de enige manier waarbij je niet in meer of mindere mate betrokken raakt bij zaken die niet kunnen.
Met het snelle verstrek bij Greenpeace heb ik een periode van 10 jaar afgesloten. Ik heb in die 10 jaar bij 4 maatschappelijke organisaties gewerkt, en met honderden organisaties wereldwijd contact gehad. Tevens heb ik bijna 4 jaar in het bestuur van de brancheorganisatie voor ontwikkelingsorganisaties Partos gezeten. In meer of mindere mate zie ik dezelfde problemen binnen het gehele maatschappelijk middenveld. Sterker nog, organisaties die het wel echt op een vernieuwende manier willen doen, zoals bijvoorbeeld Foodwatch, opgericht door een oud-medewerker van Greenpeace, worden door de gevestigde orde tegengewerkt.
De basis van de problemen zit hem in de professionalisering. Dat klinkt heel tegenstrijdig, maar met professionalisering bedoelt het maatschappelijk middenveld het niet meer werken met vrijwilligers uit de achterban, maar met ‘professionals’, oftewel betaalde medewerkers. Het gebruik van de term ‘professional’ ten opzichte van de term ‘vrijwilliger’ zegt al veel over de mentaliteit binnen maatschappelijke organisaties. Het geeft de minachting ten opzichte van de achterban goed weer. Door niet meer samen als beweging (mensen op kantoor en achterban) te strijden voor het goede doel, maar de achterban primair te laten doneren en betaalde medewerkers het werk te laten doen, zijn de organisaties en haar achterbannen uit elkaar gegroeid.
In lijn met deze verwijdering zijn veel maatschappelijk organisaties omgevormd van verenigingen met leden tot stichtingen met donateurs. Hierdoor is een belangrijke verbinding tussen de organisatie en de achterban doorgesneden. Verenigingen met leden zijn maar lastig. Leden hebben namelijk stemrecht en moeten het beleid van de organisatie goedkeuren, en die gooien wel eens roet in het eten van de directies. Maar deze soms irritante leden hielden de organisatie ook bij de maatschappelijk les.
Omgevormd naar stichtingen zonder leden maar met betalende donateurs ging het jarenlang goed, omdat veel donateurs feitelijk de goede doelen ondersteunden vanuit een gevoel iets voor arme of gemarginaliseerde mensen in andere landen te willen doen, of voor het milieu. Daarbij was het toch met name een ‘ver van mijn bed show’. De getroffen mensen zaten ver weg, en de veranderingen in het milieu waren nog heel abstract. Maar inmiddels worden de problemen groter. Door vluchtelingenstromen worden problemen daar steeds meer ook ons probleem. En de problemen met het klimaat komen dichterbij en worden zichtbaarder. Die betalende donateurs willen inmiddels dus ook oplossingen voor de problemen die nu ook hen raken. De druk wordt dus groter om resultaten te laten zien, terwijl door de economische crisis de inkomsten juist teruglopen. De relatie met de achterban wordt hierdoor extra op scherp gezet, en maatschappelijke organisaties weten soms van gekkigheid niet meer wat ze moeten doen. Dat was goed zichtbaar toen Greenpeace eenzijdig probeerde het donatiebedrag van donateurs te verhogen.
Wat het maatschappelijk middenveld had moeten doen is zichzelf opnieuw uitvinden. Een grondig heroriëntatie ten aanzien van de reden van haar bestaan in de nieuwe wereld orde, waar de wereld niet meer zo eenvoudig te verdelen is in rijke en arme landen, en waarin we moeten dealen met steeds grotere wereldwijde problemen, problemen die ons allen treffen. Die fundamentele heroriëntatie is uitgebleven. Nu vertoont het maatschappelijk middenveld allemaal barsten en scheuren. De afgelopen jaren hebben al diverse mensen gewaarschuwd tegen dit verval, maar deze waarschuwingen waren aan dovemansoren gericht.
Ik verwacht dat we de komende jaren een toename van grote schandalen zullen zien binnen het maatschappelijk middenveld. Schandalen die aantonen dat maatschappelijk organisaties los zijn komen te staan van haar idealen en achterban. Met name de reacties van de maatschappelijk organisaties op die schandalen worden interessant. Terwijl dit soort schandalen in het verleden meer voorbehouden waren aan bedrijven en de politiek/overheid, zullen we in de toekomst net zoveel schandalen zien bij maatschappelijke organisaties. Feitelijk zitten alle drie de actoren veels te dicht op elkaar. De verwevenheid van de politiek/overheid met het bedrijfsleven is inmiddels genoeglijk bekend. Nu zal ook bekend worden dat het maatschappelijk middenveld daar net zo hard een onderdeel van geworden is, zowel in Nederland als internationaal. In bredere zin is het probleem dus dat er een bestuurlijke/politieke elite is ontstaan die zich uitstrekt over het bedrijfsleven, politiek/overheid én het maatschappelijk middenveld, en die te los staat van de maatschappij.
In Nederland konden we dat goed zien toen Greenpeace Nederland in 2013 het energieakkoord meeondertekende. Dit zeer matige akkoord, waarmee we het klimaat niet gaan redden, legitimeert feitelijk het slechte beleid van de overheid. Als zelfs Greenpeace, de meest kritische milieuorganisatie, zo’n akkoord gaat medeondertekenen, dan heb je als maatschappij echt een probleem. Hetzelfde zien we bij Amnesty International die haar steun voor het internationale wapenhandelverdrag uitspreekt. Wapenhandel kan door dit verdrag prima doorgang vinden, en bedrijven en overheden kunnen nu zelfs zeggen dat Amnesty het goed vind. Dat is ook precies het antwoord dat ik kreeg bij een demonstratie tegen wapenfabrikant Airbus op 27 mei. Een aandeelhouder pareerde mijn kritiek met het argument dat Airbus zich houdt aan verdragen die mede door Amnesty tot stand zijn gekomen.
Ik heb lang gedacht dat er toch wel een paar directeuren binnen het maatschappelijk middenveld zouden opstaan om te zeggen dat de keizer geen kleren meer aan heeft. Maar dat gaat niet gebeuren. Sommige medewerkers zullen daarentegen wel steeds gefrustreerder raken, omdat ze intern niet meer gehoord worden, en zij zullen steeds vaker documenten lekken naar de pers. Hoe ongelofelijk desastreus deze schandalen ook zijn, het is de enige manier om het maatschappelijk middenveld weer in beweging te krijgen. Helaas is het nou eenmaal vaak zo dat de boel eerst moet instorten voordat we weer kunnen bouwen. Dat geldt voor sectoren, voor landen en soms zelf voor de gehele wereld. De geschiedenis herhaalt zich dus gewoon. Met als enige verschil dat in onze tijd sommige zaken (het klimaat bijvoorbeeld) niet meer op te bouwen zijn.