Enquêtecommissie Woningcorporaties liet de belangrijkste aanbeveling ongenoemd: toezichthouders, bestuurders en politici dienen ‘schaamtebestendig’ te zijn
Wat is er mis met onze bestuurders in het verzelfstandigde publieke domein, zoals dat van de woningcorporaties? De enquêtecommissie roept de goudkoorts van de jaren negentig in herinnering.
Er leek geld in overvloed en aan de groei zou nooit een einde komen. Geïnspireerd door massaal bejubelde zonnekoningen uit het bedrijfsleven – zoals Cees van der Hoeven (Ahold) – begonnen ook bestuurders van ziekenhuizen, onderwijsinstellingen, sociale werkvoorzieningen en woningcorporaties met publiek geld ondernemertje te spelen.
Hier mag gelezen worden dat de bestuurders uit de publieke sector gedrag en handelen uit de private sector selectief overnamen. Wanneer we als bestuurders in de semi-publieke sector niet tot de échte en zo bewonderde private sector behoren, kunnen we in ieder geval de façade ervan overnemen. Meer in het bijzonder werden de veronderstelde versierselen van succes gekopieerd: risico’s nemen, lef tonen, visionaire missie formuleren, competitieve salarissen, bonussen, luxueuze kantoren en auto’s met chauffeur.
Schaamte Achter dit kopieergedrag ligt een reden die we allemaal heel goed kennen. We verlangen acceptatie door de groep waartoe wij eigenlijk willen behoren. Sterker nog, we willen gewaardeerd, bewonderd en bejubeld worden. We vrezen de afwijzing door die groep. Niets pijnlijkers dan buiten de groep geplaatst te worden en te kijk te staan vóór die groep.
In onze jeugd doen we allemaal pijnlijke ervaringen op met het ‘afgeserveerd’ worden: het slachtofferschap van kleineren, vernederen, buitensluiten. Ons ‘ik’ wordt geraakt. Deze schaamte-ervaringen snijden ons diep door de ziel. Het mag dan ook niet verbazen dat dergelijke ervaringen tot in detail gedurende het hele leven worden herinnerd. Eenmaal die schaamtepijn ervaren, leren we de dreiging razendsnel onderkennen: zoals we met vuur leren omgaan en het mijden zich te branden. Schaamte is dan ook niet alleen de vernederende ervaring maar evenzeer de angst dat we op enigerlei wijze zullen worden afgeserveerd. We haten schaamte en zetten alles op alles om het tegendeel te bewerkstelligen: waardering en bewondering.
Het voorkómen van schaamte-ervaringen is van levensbelang. Schaamte bedreigt onze primaire behoefte aan geborgenheid: de absolute noodzaak bij de groep te (blijven) behoren, die onze overlevingskansen zo groot mogelijk maakt. Het verlangen tot een levenskrachtige groep te behoren en daarbinnen gewaardeerd te worden, is een belangrijke voedingsbodem voor gezonde ambities en prestaties. Die leveren bewondering op. De voedingsbodem is echter dikwijls juist een bodemloze put die werd gegraven door het opdoen van schaamte-ervaringen. Met pathologische passie worden dan risico’s genomen om prestaties te realiseren, die een overdonderend applaus zouden moeten opleveren. De professionele verlangens naar bewondering haken veelvuldig aan bij ernstige schaamteproblemen op het persoonlijke vlak.
Tegenspraak Met zicht op de reikwijdte van schaamte wordt het ook begrijpelijk waarom tegenspraak zo slecht geduld wordt in bestuurlijke gremia, juíst al komt die van invloedrijke actoren als Herman Tjeenk Willink of de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Deze grootheden hebben meer dan eens gewaarschuwd voor de ontspoorde verzelfstandigingen. Tegenspraak wordt systematisch opzijgeveegd, of zelfs opzijgeslagen, zeker wanneer een traject eenmaal is ingezet en de neuzen eindelijk dezelfde kant op staan.
Bestuurders, toezichthouders, directie, managers in de hoogste echelons – zowel binnen als buiten de overheid – en, niet te vergeten, politici houden er niet van halverwege te keren. Zij geven de voorkeur aan het ten hele dwalen, wat het spreekwoord ook mag zeggen. Terugkomen op je schreden is een krenkende aantasting van de eigen identiteit, zelfs van een dusdanige ernst dat je nog slechts kunt volharden in je mogelijke ongelijk.
Door de onderbouwde kritiek staan we feitelijk te kijk vóór de groep waartoe we behoren. Tegenspraak zorgt zodoende voor de dreiging van vernedering en voor potentiële uitsluiting van degene die wordt tegengesproken. Bij tegenspraak staat het prestige van zittende bestuurders op het spel. Koesterende waardering dreigt vernederende afwijzing te worden – kortom, schaamte.
De enquêtecommissie spant als het ware het paard achter de wagen. De commissie verlangt krachtdadige toezichthouders, minder machtige bestuurders, grotere invloed van huurdersverenigingen en politici die hun huiswerk doen. Sprankelende verlangens, maar zinloos wanneer we de sociaal-emotionele kracht van schaamte niet onderkennen.
We hebben vooral toezichthouders, bestuurders, georganiseerde huurders en politici nodig die ‘schaamtebestendig’ zijn. Met andere woorden, zij dienen voldoende eigenwaarde te hebben om zich niet verlangensvol te spiegelen aan de private markt én om – van het grootste belang – tegenspraak te durven geven. Het betreft hier niet alleen tegenspraak aan ‘de ander’, maar bovenal binnen de eigen bestuurlijke groep!
Een test ‘schaamtebestendigheid’ is alleszins aanbevelenswaardig en had als aanbeveling van de enquêtecommissie bovenaan moeten staan.
foto: Aart G. Broek, de inmiddels verwaarloosde woning van ex-Vestia topman Eric Staal op Bonaire