Ruim vijfhonderd meldingen voor schadeclaim wegens executies in Indië
• 31-03-2017
• leestijd 2 minuten
De Nederlandse Staat kan schadeclaims verwachten van meer dan vijfhonderd kinderen van mannen die tussen 1946 en 1949 door het Nederlandse leger in Nederlands-Indië zijn geëxecuteerd. Demissionaire ministers Hennis (Defensie) en Koenders (Buitenlandse Zaken) hebben van advocaat Liesbeth Zegveld een lijst ontvangen met 520 namen van nabestaanden, inclusief plaats en datum van de executie van de vaders.
Met het sturen van de lijst hoopt Zegveld te kunnen voorkomen dat de nabestaanden moeten procederen. Zij zijn inmiddels bejaard en volgens Zegveld zou een slepende rechtszaak het leed alleen maar vergroten. Daarnaast komen er bij een rechtszaak hoge kosten kijken. Om die reden wil Zegveld dat de ministers de regeling die sinds 2013 voor weduwes van de geëxecuteerde mannen geldt, ook voor de kinderen gaat gelden. Die regeling houdt nu in dat vrouwen die kunnen aantonen dat hun man destijds geëxecuteerd is, zonder inmenging van een rechter een schadevergoeding krijgen.
Vanuit de overheid is echter kenbaar gemaakt dat hier voorlopig geen gesprekken over gevoerd zullen worden, in afwachting van de uitspraak in een zaak die is aangespannen door kinderen van mannen die in Zuid-Sulawesi zijn geëxecuteerd. In 2015 bepaalde de rechtbank in Den Haag al dat zij net als de weduwes voor de schadevergoeding in aanmerking komen. Het aantal procedures loopt inmiddels op: de afgelopen maanden werden nog eens 76 dagvaardingen gestuurd. Daarbij gaat het om nabestaanden van slachtoffers uit Zuid-Sulawesi, Sumatra en het Javaanse dorp Rawagede. In dat laatste dorp werd op 9 december 1947 vrijwel de gehele mannelijke bevolking – in totaal 431 mannen – uitgemoord door Nederlandse militairen die op zoek waren naar een verzetsstrijder.
Advocaat Zegveld handelt namens de Stichting Comité Ereschulden. Voorzitter van de stichting Jeffry Pondaag wil dat het kabinet en de Tweede Kamer zich actiever inzetten voor de nabestaanden van de geëxecuteerden. Volgens Pondaag is de Nederlandse Staat dat verschuldigd aan de mensen die destijds Nederlandse onderdanen waren. Hij benadrukt ook het belang van het treffen van een regeling buiten de rechter om: ‘Procederen kost tijd en deze oude mensen overlijden.’