Rebellen zonder doel
• 06-12-2013
• leestijd 4 minuten
We zien ze als vandalen maar zijn rellende jongeren niet eigenlijk politieke gevangenen?
Relschoppers die in 2011 tekeer gingen in de Engelse steden deden dat niet alleen maar voor kick. Hun woede tegen de politie, na de dood van een jongen door politiekogels, was wel degelijk politiek gemotiveerd. Maar wat als het ook echt zo gezien wordt? Doutje Lettinga schetst een dilemma voor mensenrechtenorganisaties.
“We’re all political prisoners”, zegt Salim Ormanli in de documentaire
Riots reframed die vorige week in de Amsterdamse Vondelbunker werd vertoond. Salim is een van de vierduizend jongeren die werd vastgezet naar aanleiding van zijn deelname aan de rellen in Groot-Brittannië in 2011. Toch zou een organisatie als Amnesty International Salim niet zo maar als politieke gevangene beschouwen voor wie actie wordt gevoerd, laat staan als gewetensgevangene ‘adopteren’. Waarom eigenlijk niet? En is dit wel juist?
Burgerprotest Salim is niet een politieke gevangene in de zin dat hij vastzit vanwege zijn mening of om politieke redenen in zijn bewegingsvrijheid is beperkt. Salim moest een gevangenisstraf uitzitten voor de plunderingen en het vandalisme waaraan hij zich schuldig heeft gemaakt toen hij de straat op ging uit woede over de dood van de 29-jarige Marc Duggon door politiekogels. Maar aan zijn gedrag wordt geen politieke betekenis verleend. In tegendeel, media en politici beschouwen jongens als Salim – want het betreft vooral jongens en van migrantenafkomst – als relschoppers, vandalen of criminelen.
Niet alleen hun orde-verstorende gedrag, ook hun gebrek aan een coherent en duidelijk geformuleerd doel maakt dat deze jongens niet als politieke actoren worden gezien. Het lijkt alsof de jongerenprotesten in Engeland en Frankrijk spontaan ontstaan, geen concrete doelstelling hebben, en leiderschap en organisatie ontberen. Ditzelfde geldt voor de burgerprotesten in Brazilië. Middels demonstraties en andere ludieke, creatieve, en soms illegale en gewelddadige actievormen geven burgers weliswaar uiting aan hun ongenoegen maar dit gaat niet gepaard met een collectieve identiteit rondom een uitgekristalliseerde eis, zoals we dat van politieke actoren kennen.
De filosoof Femke Kaulingfreks stelt dat we ondanks het geweld en gebrek aan een politiek programma solidair moeten zijn met de jonge herrieschoppers. In haar proefschrift Making Trouble. Disruptive Interventions of Urban Youth as Unruly Politics, dat ze op 25 november verdedigde aan de Universiteit van Humanistiek in Utrecht, pleit ze voor een breed begrip van politiek handelen dat ook het orde-verstorende gedrag van jongeren in Europese achterstandswijken kan behelzen. Kaulingfreks beargumenteert dat het rellen van de jongens een vorm van ‘unruly politics’ is, van ‘onhandelbare politiek’. Het is niet alleen politiek vanwege de onderliggende oorzaken van uitsluiting, marginalisering en discriminatie, maar ook vanwege de roep om verandering van een politieke en maatschappelijke orde die zij als onrechtvaardig ervaren. Door het gedrag van de jongeren louter als zinloos en apolitiek af te doen wordt in feite de dominantie van diezelfde orde verankerd.
Surveillancestaat Uit de interviews met de jongeren in Riots reframed blijkt dat de jongeren inderdaad politiek gemotiveerd waren toen ze gingen plunderen. Diepgewortelde haat jegens de politie blijkt een primaire drijfveer voor de ongeregeldheden. Deze haat is gestoeld in ervaringen van etnisch profileren en excessief politiegeweld, dat grotendeels straffeloos is gebleven. Het institutionele racisme dat de jongeren ervaren kruist met hun lage sociaaleconomische status. In hun roep om rechtvaardigheid leggen ze verbanden tussen het Britse koloniale rijk en de surveillancestaat van Blair en Cameron die allebei etnische minderheden tot tweederangsburgers maakt. Volgens één van de geïnterviewden zijn de rellen zelfs een logisch gevolg van een geïnternaliseerde Bitse cultuur van uitbuiting, hebzucht en geweld.
Kortom, we moeten herrieschoppers als Salim als politieke actoren zien en de rellen als politiek gemotiveerde daden. Met hun ontregelende politiek kaarten zij bepaalde gebreken in de dominante rechtsorde aan. Hun onwil en soms onvermogen om zich op een ‘beschaafde’ manier te verhouden tot de institutionele politiek moet als burgerlijke ongehoorzaamheid worden gelezen aan een systeem dat zij niet als representatief zien en willen veranderen. Je zou Salim dus wel degelijk als politieke gevangene kunnen beschouwen die is vastgezet omwille van zijn politiek gemotiveerde daden, mede omdat hij geweld als legitiem middel zag om een – niet uitgekristalliseerd – doel te bereiken.
Waakhond Impliceert dit nu ook dat mensenrechtenorganisaties als Amnesty met acties steun moeten betuigen aan de jongens die vastzitten? Kaulingfreks stelt dat sociale rechtvaardigheid pas kan worden bewerkstelligd als de geprivilegieerden in de samenleving zich gaan verplaatsen in de kwetsbare positie die de jongeren tot deze ontregelend politiek motiveert en samen actie gaan voeren.
Als een mensenrechtenorganisatie zou ik toch enige voorzichtigheid betrachten voor ik zulke verbintenissen aanga. Het is immers geenszins gezegd dat deze jongeren dezelfde doelen nastreven als mensenrechtenorganisaties. Zo begonnen de revoluties in de Arabische wereld ook als een roep om sociale rechtvaardigheid en menselijke waardigheid, maar werd snel duidelijk dat de bewegingen radicale elementen bevatten die niet voor gelijke rechten van vrouwen, religieuze of seksuele minderheden staan. Deze gepaste distantie ontslaat ngo’s niet van de plicht om als waakhond flink te bijten wanneer duidelijk is dat veiligheidsdiensten, politie, justitie en andere machthebbers zich niet houden juridisch bindende mensenrechtenverdragen en het recht van de jongens is geschonden. Ook als ze geweld hebben gebruikt hebben de jongens recht op een eerlijk proces binnen een redelijke termijn.
Jongens als Salim zullen mensenrechtenorganisaties als Amnesty wellicht laf vinden omdat ze geen morele uitspraken doen over het systeem en de onderliggende machtongelijkheden waarbinnen mensenrechten worden opgeëist en geschonden. Door te onderhandelen met de machthebbers over de kaders van de normen waaraan zij zich behoren te houden zullen de jongens Amnesty wellicht als onderdeel van de status quo beschouwen die zij proberen te ontwrichten. Toch is die politieke neutraliteit ook de kracht van mensenrechtenorganisaties. De geschiedenis heeft immers uitgewezen dat mensenrechtenschenders niet alleen neoliberale en imperialistische kapitalisten zijn. De rebel without a cause van vandaag kan de dictator van morgen zijn en, of we het nu leuk vinden of niet, ook die verdient een eerlijk proces.