Waarom willen we uit alle macht aantonen dat xenofobie een biologische grondslag heeft?
Recentelijk stelden wetenschappers van Yale Universiteit vast dat resusapen anders reageren op foto’s van vreemdelingen dan bekenden, dat lijkt mij geen verrassend resultaat. Je weet immers niet wat die vreemdeling komt doen, misschien jouw vrouwen wegkapen of je kerel verleiden.
Dat hieraan wordt verbonden dat racisme en etnische vooroordelen een biologische en evolutionaire oorsprong hebben verbaast mij meer. Dit lijkt eerder een product van de sensatiezucht van wetenschappers en journalisten.
En anders zou ik zeggen: “Hoera! We weten nu waarom Wilders in Nederland extreem populair is. Er is een wetenschappelijk bewijs geleverd voor een biologische oorzaak van vreemdelingenhaat en etnische vooroordelen. We hebben hiermee een excuus om verder te haten en te oordelen.”
Toch weten we al meer dan veertig jaar dat chimpansees oorlog voeren en naburige groepen verjagen. Dat apen niet altijd tolerant zijn ten opzichte van vreemdelingen is niets nieuws. Maar waarom willen we uit alle macht aantonen dat xenofobie een biologische grondslag heeft? Zoeken we excuses voor ons eigen gedrag?
Ik put nog steeds hoop uit het gegeven dat mensen genetisch net zo veel lijken op bonobo’s als chimpansees. Waarbij bonobo’s vreemdelingen met open armen ontvangen, ze gezellig knuffelen en ze integreren in hun eigen groep. In de biologie noemen we dit een fission-fusion systeem. Of racisme een biologische grondslag heeft durf ik nog even te betwijfelen, immers resusapen schrikken al van hun eigen spiegelbeeld.