Het maatschappelijk onbehagen wordt niet in hoofdzaak veroorzaakt door een cultureel conflict maar door klassenstrijd
Ruim een maand geleden schreef NRC-correspondent Caroline de Gruyter een interessant stuk over het boek ‘Retour à Reims’ van de Franse socioloog Didier Eribon. In dat boek rekent de auteur af met linkse partijen in West-Europa die, uit een onvermogen om grote groepen in de samenleving aan te spreken, steeds nationalistischer worden in de hoop zo de witte, blanke burgerman en vrouw te bereiken. De tendens die De Gruyter beschrijft manifesteert zich onmiskenbaar ook in Nederland. De SP dweept al traditiegetrouw met ‘het Nederlandse volk’ maar bijvoorbeeld ook Lodewijk Asscher lijkt in de aanloop naar de verkiezingen deze weg in te slaan. Asscher stelt dat we ‘progressief patriottisme’ nodig hebben en dat het ook gaat om ‘onze identiteit’ (NRC, 13 november) en ook anderen roepen op om trots op Nederland te zijn.
Mij is volstrekt onduidelijk waar dit nieuwe patriottisme nu precies een antwoord op is. Vooralsnog lijkt het me vooral een noodverband uit electorale motieven en vertroebelt het de discussie over waar links voor staat. Ik zou willen betogen dat een sterkere focus op het eigene, de Nederlandse identiteit, per definitie verzandt in onsmakelijke wij-zij-retoriek. Ook als je er expliciet bij zegt tegen discriminatie en uitsluiting te zijn. Want wie is dan Nederlands? Wat is die identiteit? En vooral: wie hoort daar dan niet bij? En waarom niet?
Als argument voor het nieuwe patriottisme wordt aangevoerd dat er een grote behoefte zou bestaan aan nieuwe gezamenlijke waarden en ‘gemeenschapszin’. Ik geloof er geen bal van. Want waar blijkt dat dan precies uit? En wie zijn die mensen dan die dat willen? Zelfs al zou er behoefte aan gemeenschapszin zijn, lijkt het effectiever om er voor te zorgen dat het Nederlands elftal weer een beetje goed gaat voetballen. Maar daar gaat de politiek dan weer niet over. De behoefte aan het oppoetsen van de Nederlandse identiteit verbloemt veel wezenlijkere vraagstukken. Het maatschappelijk onbehagen wordt niet in hoofdzaak veroorzaakt door een cultureel conflict maar door, om het ouderwets te zeggen: klassenstrijd. Groepen burgers hebben donders goed door dat hun belangen verkwanseld zijn. en dat ze moeten vechten voor hun bestaanszekerheid. Huren zijn de laatste jaren fors gestegen. Werknemers hebben volgens De Nederlandse Bank (!) de afgelopen jaren minder loonstijging gekregen dan economisch verantwoord is waardoor de koopkracht onnodig onder druk is komen te staan. Pensioenen en uitkeringen zijn versoberd. Armoede is hardnekkig en het aantal kinderen dat opgroeit in een huishouden met een langdurig laag inkomen neemt toe. En zo kan ik nog wel even doorgaan.
Het economische verhaal van Asscher zal sommigen niet onaangenaam in de oren klinken. Het is alleen volstrekt ongeloofwaardig als je net met de VVD een neoliberaal programma hebt uitgevoerd en zo hard hebt bezuinigd dat volgens het economisch bureau van de ING (!) de economie daar schade van heeft. Maar nog belangrijker: wat verandert er nu echt als je arbeidsmigratie stopt en bedrijven iets meer belasting laat betalen? Ik ben er van overtuigd dat mensen heel goed snappen dat dat niet genoeg is. Dat je er niet bent met het weg vijlen van wat scherpe randjes. Kapitalisme met een menselijk gezicht bestaat niet. Laten we dus ophouden te doen alsof dat wel zo is. Laat linkse partijen een beeld schetsen van een samenleving en een economie die niet gebaseerd is op handhaving van de bestaande orde. Erken dat als we verdere polarisatie tussen bevolkingsgroepen tegen willen gaan we onze welvaart rigoureus moeten herverdelen ten behoeve van ons allen. Kiezers worden niet vernederd (dixit Asscher) door een gebrek aan identiteit, ze worden gemarginaliseerd door politieke keuzes en ontspoort marktfundamentalisme. Werk dus aan een andere orde. Waarin de zorg weer voor iedereen is, banken in dienst van mensen staan en de overheid het als taak ziet het welzijn van haar burgers te bevorderen.
En richt je idealen niet alleen op de natiestaat. Zonder Europa kan het niet. Maar ook hier volstaat de status quo niet. Want als de EU niet meer is dan Griekenland een neoliberaal dictaat opleggen dat de bevolking tot wanhoop drijft, als het niet meer is dan het georganiseerde bedrijfsleven alle ruimte te geven met obscure verdragen als TTIP en CETA, als de EU niet meer is dan kille bezuinigingspolitiek en geruzie over begrotingsnormen dan belandt de EU op een dood spoor. Werk aan een Europese sociale agenda die een antwoord biedt op werkloosheid en groeiende bestaansonzekerheid onder vrijwel alle Europeanen. Betwist de bestaande orde in plaats van binnen de lijntjes te blijven. Een dergelijke agenda opstellen en uitdragen is moediger dan welk patriottisme dan ook.