Van de Griekse Phoebus Apollo naar de Noorse Wodan: het Westen mag dan aan de oppervlakte seculier lijken, onder de oppervlakte overheerst toch echt het bijgeloof
De beroemde Zwitserse psychiater Carl Jung (1875-1961) constateerde zo rond het jaar 1936 in zijn essay ‘Wodan’ iets wonderlijks dat mogelijkerwijs, min of meer, ook nog weleens, in zekere zin, een beetje van toepassing zou kunnen zijn op onze tijd. U merkt het al – ik ben een beetje voorzichtig in mijn woordgebruik. Het verhaal gaat over iets dat zich afspeelt binnenin, in ons menszijn – en ik neem het gevaar daarbij voor lief dat een dergelijk verhaal bij voorbaat afgeserveerd wordt als bezijden de waarheid, want: ‘subjectief’ – en dat nog voor het wel en wee serieus is overdacht en de metafoor goed en wel is begrepen. In onze tijd is het immers ketters om iets dat niet van de buitenwereld afkomstig is aan te nemen voor iets waarachtigs.
De meesten geloven tegenwoordig namelijk in de redelijke aard van de moderne wereld. De goden zijn daarin nog slechts het restproduct van de infantiele mens die ooit naar verklaringen zocht in de mysterieus ervaren buitenwereld, in lang vervlogen tijden. Men baseert zich in deze overtuiging op allerlei economische, politieke, natuurwetenschappelijke of anderszins rationele factoren. Maar wat nu als het godenrijk eens wordt toegepast als metafoor voor de binnenwereld in plaats van de buitenwereld – dan zou zo maar eens kunnen blijken dat de oude oerverhalen plots een handige ‘tool’ kunnen zijn om innerlijke drijfveren te duiden. Dus als de redelijkheid even terzijde wordt gelegd, en wanneer in de plaats van de mens, een God of goden met de verantwoordelijkheid worden belast voor het huidige wereldgebeuren (als in Noord-Korea, Charlottesville, of bijvoorbeeld het fenomeen van de nog immer toenemende ongelijkheid), dan valt daarmee plots een hoop zinnigs te verklaren. Want zo rationeel opererend is die wereld om ons heen wellicht nog niet…
Trickle down Volgens de Amerikaanse schrijver en Pulitzer prize- winnaar Chris Hedges gebruiken proto-fascistoïde bewegingen (die niet op de flanken, maar juist in het politieke midden opereren) pseudowetenschap om mythes te genereren waarmee ze de onder- en middenklassen kunnen ondermijnen ten faveure van oligarchen.
Een van die pseudowetenschappelijke theorieën die de afgelopen dertig jaar het meest succesvol is toegepast (bij onder andere de centrale banken, het IMF en de EU tot aan onze eigen kabinetten toe), is de zogenaamde ‘ trickle down theory ’ – ofwel, maak enkele investeerders extreem, maar dan ook extreem rijk, en iedereen profiteert. Dat is in de kern de theorie, maar daaromheen heeft zich een hele geloofsbelijdenis ontwikkeld die neoklassieke economie of ook wel aandeelhouderskapitalisme wordt genoemd. Deze gaat als volgt: vergeet de problematische werking van schulden, banken of immoreel gedrag, het draait in deze ‘wetenschap’ om de goddelijke werking van de ‘vrije’ markt – waaraan de midden- en onderklassen zich dienen te onderwerpen. Want in deze heilsleer is niet iedereen gelijk – investeerders zijn bijvoorbeeld net even iets meer gelijk dan de anderen. Ze dienen dan ook ten alle tijden, door de anderen op het zadel te worden gehesen of anderszins, in geval van nood, te worden gered.
Bovendien dient het volk zich daarbij te onderwerpen aan Phoebus Apollo, de klassiek Griekse god van de ratio – die in onze tijd ook wel ‘homo economicus’ wordt genoemd, een immer rationeel opererend wezen dat uit is op eigen gewin en waar heel de mensheid zich aan dient te spiegelen. Vandaar dat begrippen als efficiency, marktdenken en competitie hernieuwde culturele faam verwierven. Maar pas als iedereen zich aan deze godheid onderworpen heeft, zo gaat de leer verder – geeft de ‘vrije’ markt genade in de vorm van een ‘onzichtbare hand’ die wederkeert op aarde om welzijn en welvaart te verspreiden onder zijn vrome volken.
Probleem alleen is: er is nog nooit een empirische basis gelegd onder deze ‘ trickle down theory ’ die desondanks nog steeds door het establishment wordt gepraktiseerd. Niet zonder risico. Doordat op oneerlijke basis zo de verschillen tussen arm en rijk worden uitvergroot, bestaat de kans dat deze economische pseudowetenschap wonderlijke psychische (tegen)krachten kan doen ontwaken.
Wodan’s wakker worden Daar waar bijvoorbeeld de klassieke Grieken tenminste nog in hun mythologie doorhadden dat Apollo, de rationaliteit, ziekten kon verspreiden – lijkt die kennis in de moderne wereld vergeten. Zonder meer spijtig. Want let wel, statistiek en rationaliteit portretteren zichzelf als zijnde oh zo belangrijk. Maar wat men dikwijls vergeet, is dat beiden een mechanistische, eenvormige en deterministische, en dus een immer voorspelbare wereld voorspiegelen. Terwijl de echte wereld (waarin bijvoorbeeld haat en liefde of vertrouwen en wantrouwen een rol spelen) zich een stuk moeilijker laat voorspellen. Wie overmatig rationaliseert, te weinig afstand neemt en kennis van de geschiedenis ontbeert – loopt dan ook vast in vooroordelen, zelfvoldaanheid en dogmatiek en schat de werkelijkheid hopeloos verkeerd in. Een beetje meer bescheidenheid zou dan wonderen kunnen doen.
Janet Yellen, de huidige voorzitster van de Fed, de Amerikaanse centrale bank, herinnerde niet voor niets vorige maand dat tien jaar geleden, ondanks alle data, theorieën en rationaliteit, men destijds tot de conclusie kwam: dat in de nabije toekomst de economie zich ‘redelijk optimistisch’ zou gaan ontwikkelen. De uitspraak was nog niet gedaan door de belangrijkste centrale bankiers, of de mondiale economische crisis brak uit. Om meer precies te zien: het bleek de grootste recessie in de afgelopen 80 jaar die miljoenen mensen aan de afgrond bracht en grote politieke consequenties had.
Dat de experts er naast zaten, is gezien de aangeleerde eenzijdige, rationele denkwijze niet vreemd. Dit hele financiële stelsel is gestoeld op iets heel wankels en fragiels, namelijk: op de menselijke psyche – en dan niet op de psychische kwaliteit die zekerheid en controle pretendeert – zoals de rationaliteit (aangezien de ‘homo economicus’ echt niet bestaat (!)) – maar op iets dat meer etherisch van aard is – namelijk op het gevoel van ‘vertrouwen’… Zoiets kan, bij wijze van spreken, in een seconde omslaan in paniek en dat laat zich in geen enkel wiskundig model vertalen; en ook heel belangrijk, dit gevoel laat zich in essentie maar moeilijk manipuleren door hoger hand. Je kunt namelijk mensen lang in het ootje nemen. Maar je kunt ze niet de hele tijd voor de gek houden; helemaal in het geval de wanhoop uitbreekt. God verhoede het!
Het risico bestaat dan dat men in de zucht naar verlossing, de god van de ratio bij het oud vuil zet en men (onbewust) kiest voor een meer duister figuur. Volgens Carl Jung had in ieder geval de economische malaise van begin 30er jaren de Duitse geesten rijp gemaakt voor het aangrijpen van een andere God dan de redelijke, soms ziekmakende, maar toch ook louterende Apollo (die uiteindelijk zelfs volgens de oerverhalen een pleidooi hield voor matiging en zelfkennis). De economische ellende maakte volgens Jung in wezen Apollo’s spiegelbeeld wakker, de afgronddiepe Noorse stamgod Wodan: god van de woede, de waanbeelden, de roes, de strijdlust, de ontketenaar van hartstochten en de projectie van het ‘kwaad’ op de Ander.
Dat heeft dus met rationaliteit niets meer van doen, maar met destructieve waanzin des te meer – en we weten inmiddels waar dat toen toe heeft geleid…:
Wat murmelt nog Wodan met Mirmirs hoofd? Reeds kookt het in de bron: de kroon van de wereldboom Gloeit op bij ’t geluid van de Gjallarhoorn, Die Heimdal tot heirroep heeft aangeheven. De boom beeft, blijft toch nog staan Met ruisend lover, tot Loki zich losrukt. Wild huilt de hond voor de hellekloof Tot de razende renner de ketenen losrukt.
Vanuit de dageraad reist een reus, met schild,In reuzen-woede wentelt de wereldworm: Hij slaat op de schuimende golven, adelaars schreeuwen Luid om lijken: Naglfar (doodschip) is los.