Politieke leiders in Europa laten zich door de bankiers gijzelen
• 15-12-2010
• leestijd 3 minuten
Het is ineens opvallend stil rondom de euro.
Nadat eerst regeringsleiders en ministers van Financiën over elkaar heen tuimelden, houden de meeste politici nu hun mond. Dat komt simpelweg doordat zij hebben afgesproken om collectief te zwijgen over de situatie.
Dit is in hun optiek de enige mogelijkheid om rust te creëren op de financiële markten en om zo de euro niet verder in gevaar te brengen. Met andere woorden: de banken en andere financiële instellingen bepalen of er een openbaar debat gevoerd kan worden of niet.
En zo’n debat is wel degelijk nodig. Of ze willen of niet, regeringsleiders gaan binnenkort cruciale beslissingen nemen over de Europese integratie: komt er een permanent fonds, waarschijnlijk vele malen groter dan het huidige om lidstaten te redden als ze in financiële problemen komen?
En hoever gaat het toezicht van de Europese Commissie op het nationale begrotingsbeleid? Allemaal zaken die nog niet in het Verdrag van Lissabon geregeld waren maar die diep ingrijpen in de ruimte die lidstaten overhouden voor eigen, nationaal beleid. Bovendien: als landen hun verplichtingen niet kunnen nakomen, is iedere uitgave uit het noodfonds, zoals tot nu toe aan Griekenland en Ierland gedaan, een aanslag op de belastingbetaler. Het gaat dus wel ergens over, maar van een openbaar debat is geen sprake. Net zo goed als er nooit een helder openbaar debat is gevoerd over de eerdere steunverlening aan Griekenland en Ierland. Steeds werden we geconfronteerd met de uitspraak: ‘we staan met de rug tegen de muur. Als we nu niet inspringen, vallen ook Nederlandse banken en pensioenfondsen om, dus we moeten wel’.
Maar wacht eens even: hebben diezelfde banken en pensioenfondsen niet geprofiteerd van hoge rentes op Griekse en Ierse staatsobligaties vanwege het ermee gepaard gaande grotere risico? Maar wat is dat risico nog waard als je weet dat uiteindelijk de andere lidstaten wel zullen bijspringen? Wel de lusten van een hogere rente, maar nooit de lasten.
Kortom: bij de hele discussie over de euro lijken de financiële instellingen het voor het zeggen te hebben. Ook binnen het Europees Parlement ervaar ik deze situatie. Mijn brandbrief aan collega’s van de crisiscommissie om snel over te gaan tot actie met betrekking tot de eurocrisis kon rekenen op bijval.
De verschillende groepen zijn het eens over de urgentie. Er wordt echter geen spoedzitting van de commissie belegd en ook is er geen bereidheid om eventueel het kerstreces te wijden aan het opstellen van een spoedrapport.
De redenering is dat er te veel verschillende opvattingen bestaan in het EP en dat een dergelijke discussie alleen maar onrust aanwakkert op de financiële markten. Dus laten mijn collega’s vanuit dezelfde redenering liever de zaken op hun beloop dan hierover een openbaar debat te voeren.
Uit informele gesprekken met medewerkers van de Europese Commissie blijkt dat wel degelijk nagedacht wordt over alternatieven. Maar zoals een hoge Commissie-ambtenaar tegen me zei: ‘natuurlijk denken we na, maar als we een plan B hebben, bestaande uit een twee snelheden eurozone, met een sterkere euro voor de noordelijke lidstaten en een zwakkere voor de zuidelijke, gaan we dit nooit officieel bevestigen.’ Niet alleen vanwege de onrust op financiële markten, maar ook omdat iedere crisis in Europa tot nu toe heeft geleid tot meer overdracht van bevoegdheden aan de Commissie. En dat ziet ze graag.
In tegenstelling tot Europese politici behandelen de media gelukkig de mogelijke scenario’s nog vrijelijk en houden ze zo nog enigszins het publieke debat aan de gang. Toch is de huidige situatie slechts te omschrijven als gemankeerd en onbevredigend. Europa heeft een traditie van geheime onderhandelingen, waarvan het eindresultaat gewoon wordt doorgedrukt.
We staan voor een historische beslissing waarbij de keuze voor een federaler Europa waarbij Brussel grote delen van het economisch beleid van de lidstaten gaat bepalen een uitgemaakte zaak lijkt.
De vraag is of de politieke besluitvorming daarover gedomineerd gaat worden door de financiële instellingen, of door de kiezer.
Als volksvertegenwoordiger weet ik wat mijn voorkeur heeft en doe ik een oproep aan alle politici: verbreek de stilte, en heb de moed om gezien de huidige problemen van de eurozone openlijk te debatteren over alle mogelijke alternatieven. En laat je niet gijzelen door de financiële instellingen.