Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen.

Politieke islam is niet de islam: een democratische afbakening

Vandaag
leestijd 11 minuten
1593 keer bekeken
ANP-529405796

Het is essentieel om het fundamentele verschil te zien tussen de absolute goddelijke orde van politieke islam en de herroepbare menselijke orde van democratie.

Religie is in een seculiere democratie geen vijand van vrijheid. Religieuze tradities zijn een verrijkende inspiratiebron voor de moderne seculiere democratie. In een plurale samenleving kunnen religies en andere levensbeschouwelijke tradities inspiratie bieden voor ethiek, zelfbegrenzing en verantwoordelijkheid en zo het publieke debat verdiepen. Tegelijk is juist daarom een scherpe afbakening noodzakelijk: wanneer religie wordt omgezet in een politieke machtsaanspraak, verschuift inspiratie naar dwang.

De kernvraag is niet of religie in de samenleving aanwezig mag zijn, maar waar de grens ligt tussen inspiratie en politieke dwang. In dit artikel laat ik zien waarom cultureel relativisme tekortschiet, waarom een kritisch-universalistisch kader nodig is en hoe daarmee onderscheid kan worden gemaakt tussen de islam als religie en politieke islam als ideologie. Zo wordt zowel stigmatisering van moslims bestreden als religieus-politieke dwang principieel afgewezen.

In de Nederlandse context krijgt die afbakening extra gewicht, omdat het publieke debat vaak tegelijk wordt gevoerd langs de lijnen van integratie, veiligheid en “normen en waarden”. Juist daardoor is het des te belangrijker om precies te blijven: het gaat niet om het weren van religie uit het publieke leven, maar om het bewaken van de democratische grens waar inspiratie ophoudt en politieke dwang begint.

De islam, het jodendom, het christendom, het hindoeïsme, het boeddhisme, het taoïsme en vele andere religieuze kennis- en denktradities vormen een noodzakelijke en verrijkende inspiratiebron voor een democratische, seculiere samenleving, wanneer zij worden benaderd vanuit een kritisch-universalistische denkwijze.

Concreet kan dat er bijvoorbeeld zo uitzien:

Islam: het principe van shura (raadpleging) als inspiratie voor consultatie, verantwoording en participatie.

Jodendom: tsedek / tzedakah (rechtvaardigheid en recht doen) als plicht om rechten en bescherming voor kwetsbaren concreet te organiseren.

Christendom: nadruk op menselijke waardigheid en naastenliefde als morele bron voor gelijkwaardigheid en solidariteit, zonder religieuze dwang.

Hindoeïsme: ahimsa (geweldloosheid) en morele plicht (dharma) als inspiratie voor zelfbegrenzing van macht en non-violente conflictbeheersing.

Boeddhisme: compassie (karuṇā) en zelfreflectie als bron voor de-escalatie, menselijke maat en het tegengaan van ontmenselijking.

Taoïsme: bestuurlijke bescheidenheid en het vermijden van dwang (wu wei) als inspiratie voor proportionaliteit en terughoudendheid van staatsmacht.

Humanisme: nadruk op menselijke waardigheid, vrijheid en verantwoordelijkheid en het bevorderen van solidariteit en rechtvaardigheid als ethische basis voor een democratische samenleving, zonder beroep op een goddelijke orde.

Alevitisme: een liberale islamitische stroming waarin de mens en menselijke waardigheid centraal staan, met nadruk op gendergelijkheid, secularisme en democratie en met het uitgangspunt dat de staat geen goddelijke orde mag afdwingen.

Deze voorbeelden laten zien hoe religieuze en filosofische tradities het publieke debat kunnen inspireren, zonder dat zij worden omgezet in politieke dwang.

Daarbij verdient ook de meerwaarde van niet-westerse kennisbronnen expliciete erkenning. Zulke bronnen bevatten vaak inzichten die in westerse beleids- en bestuurspraktijken te snel als “cultureel” of “folkloristisch” worden weggezet.

Binnen ecologische vraagstukken hebben veel inheemse volkeren in Noord- en Zuid-Amerika kennis- en leeftradities ontwikkeld. Daarin wordt de relatie tussen mens, land, water en dieren niet gezien als een louter economisch gebruiksverband, maar als een wederkerige verantwoordelijkheid.

In zulke visies is natuur geen passief bezit. Natuur is een levende context waarmee zorgvuldig moet worden omgegaan.

Dit soort perspectieven kan de moderne democratie op minstens drie manieren verrijken:

Het biedt een taal voor grenzen aan groei en voor de morele plicht om ecosystemen te beschermen, ook wanneer kortetermijnbelangen economische winst beloven.

Het versterkt het idee van lange termijn verantwoordelijkheid. De gevolgen voor komende generaties worden dan een concreet criterium in besluitvorming.

Het maakt zichtbaar dat rechtvaardigheid niet alleen sociaal is, maar ook ecologisch. Een samenleving die menswaardigheid hooghoudt, moet ook de voorwaarden beschermen waaronder leven mogelijk blijft.

Ook buiten het ecologische domein laten niet-westerse filosofische tradities zien dat begrippen als waardigheid, zelfbeheersing, solidariteit, matiging en verantwoordelijkheid op meerdere plekken in de wereldgeschiedenis zijn doordacht.

Dit onderstreept dat universele waarden niet “westers eigendom” zijn. Het gaat om gedeelde menselijkheid, steeds opnieuw vertaald in verschillende tijden en contexten.

Juist hier ligt een sleutel om de stagnatie van de westerse beschaving te doorbreken. Wanneer het Westen zichzelf blijft begrijpen als de enige bron van rationaliteit, vooruitgang en normativiteit, ontstaat intellectuele verarming.

Dezelfde concepten worden eindeloos herhaald, terwijl de werkelijkheid sneller verandert dan de beschikbare denkmodellen.

Het toelaten van niet-westerse kennisbronnen en hedendaagse niet-westerse kennisproductie kan die stagnatie doorbreken, omdat:

-              het blinde vlekken corrigeert in westerse beleidslogica, bijvoorbeeld waar economische groei, technocratische beheersing en korte termijn optimalisatie als vanzelfsprekend worden behandeld;

-              het alternatieve begrippen aanreikt om maatschappelijke problemen te begrijpen, zoals relationele opvattingen van vrijheid, collectieve verantwoordelijkheid, herstelrecht en ecologische verbondenheid;

-              het voorkomt dat “universele waarden” onbewust worden vernauwd tot een westerse culturele stijl. Daardoor wordt universalisme juist geloofwaardiger en minder snel ervaren als superioriteitsdenken.

In een plurale samenleving als Nederland is dit geen academische luxe; het is een praktische voorwaarde voor vooruitgang.

Een democratie kan alleen toekomstgericht blijven wanneer zij verschillende bronnen van kennis en ervaring serieus neemt. Zij heeft ook de creativiteit nodig om nieuwe antwoorden te formuleren op crisis, ongelijkheid en ecologische ontwrichting.

Binnen deze context zijn ook niet-westerse religies en religieuze tradities een meerwaarde voor Nederland en het Westen. Niet omdat een religieuze waarheid politiek moet worden afgedwongen, maar omdat deze tradities vaak een rijk repertoire bieden van morele taal, gemeenschapsvorming, zelfbegrenzing, zorg voor kwetsbaren en verantwoordelijkheid tegenover mens en natuur.

Wanneer niet-westerse religies uitsluitend worden bekeken door de lens van dreiging, achterlijkheid of integratieproblemen, wordt niet alleen onrecht gedaan aan gelovigen. Er wordt ook een bron van maatschappelijke veerkracht afgesloten.

Benaderd vanuit een kritisch-universalistisch kader kunnen ook deze religies bijdragen aan het publieke debat, aan sociale samenhang en aan een volwassen democratische cultuur. In zo’n cultuur leidt verschil niet tot wantrouwen, maar tot verdieping.

Deze tradities bieden rijke ethische inzichten die het publieke debat kunnen verdiepen en verrijken, zolang zij inspireren en niet worden omgezet in dwingende politieke macht.

Juist omdat religie inspiratie kan zijn, is het des te belangrijker om scherp af te bakenen wanneer religie verandert in politieke dwang. Hier ligt de kern van het debat over politieke islam.

Het debat over politieke islam raakt echter vaak niet de kern. Voorstanders benadrukken religieuze vrijheid. Tegenstanders waarschuwen voor de islam als geheel. Beide benaderingen schieten tekort. Het probleem is niet de religie.

Het probleem is het idee dat een dwingende godsorde de basis moet vormen van politieke macht en dat dit gedachtengoed de kern van democratie als menselijke orde fundamenteel ondermijnt.

Om dit goed te kunnen beoordelen, is cultureel relativisme onvoldoende. Cultureel relativisme stelt dat normen en waarden alleen binnen hun eigen cultuur beoordeeld mogen worden. Dat lijkt tolerant. In de praktijk werkt het vaak averechts.

Als elke godsorde uitsluitend “cultureel” zou zijn, wordt kritiek op onderdrukking en ongelijkheid onmogelijk. Dan verdwijnen juist vrouwen, hervormers en kritische gelovigen uit beeld. Cultureel relativisme beschermt in dit geval niet de mensen, maar bestaande machtsstructuren.

Daarom is een kritisch-universalistische benadering noodzakelijk. Dit betekent dat culturele verschillen serieus worden genomen, maar dat tegelijk wordt vastgehouden aan enkele fundamentele principes die voor iedereen zouden moeten gelden.

Het is kritisch. Deze universele principes mogen niet als uitsluitend westers worden opgevoerd. Ze moeten ook geldig kunnen zijn voor niet-westerse samenlevingen, zonder koloniale bijsmaak of superioriteitsdenken. Denk aan menselijke waardigheid, gelijkheid voor de wet, vrijheid van geweten en vrijheid van meningsuiting. Deze principes zijn geen exclusief westerse uitvindingen. Ze zijn terug te vinden in uiteenlopende religieuze en filosofische tradities wereldwijd. Ze vormen de minimale bescherming tegen macht die zichzelf boven kritiek plaatst.

Dit kader maakt een scherp onderscheid mogelijk tussen religie als inspiratiebron in de publieke ruimte en religie als politiek programma dat gehoorzaamheid afdwingt.

Politieke islam is niet de islam

Over stigmatisering, polarisatie en het belang van onderscheid

Politieke islam wordt zowel door extreemrechtse denkers als door aanhangers van een jihadistische ideologie graag gepresenteerd als “de islam”. Deze vereenzelviging is geen toeval.

Beide stromingen hebben er belang bij om religie en politiek onlosmakelijk met elkaar te verbinden.

Extreemrechts gebruikt de ondemocratische praktijken van politieke-islamitische bewegingen en het geweld in naam van jihad om de islam als religie en moslims als groep te stigmatiseren en te demoniseren.

Aanhangers van een jihadistische ideologie en politieke-islamitische ideologen doen in feite het tegenovergestelde, maar komen tot hetzelfde resultaat.

Het streven is om álle moslims te mobiliseren voor een ideologie gebaseerd op sharia en een jihadistische ideologie. Daarbij verwijzen zij selectief naar de beginperiode van de islam en naar vermeende politieke rollen van de profeet Mohammed. Dit gebeurt losgemaakt van historische context en religieuze diversiteit.

Beide benaderingen vormen een politieke omkadering van de islam die de religie reduceert tot een ideologisch instrument. Daarmee slaan zij de plank mis. Zij dragen ook bij aan verdere polarisatie binnen de multireligieuze Nederlandse samenleving.

In het publieke debat over politieke islam ligt de nadruk vrijwel uitsluitend op geweldsincidenten die plaatsvinden in naam van wat in dat debat vaak “islamitische jihad” wordt genoemd. Het gevolg is dat moslims collectief worden geframed als potentiële terroristen. Moskeeën, gebedsruimten en imams worden daarmee impliciet neergezet als mogelijke broedplaatsen van extremisme.

Dat veiligheidsdiensten moskeeën heimelijk monitoren, roept associaties op met totalitaire praktijken. Het staat ook op gespannen voet met democratische rechtsstatelijke principes.

Deze negatieve en wantrouwende benadering plaatst moslimgemeenschappen in een permanent verdachtenbestaan. Zo ontstaat een vicieuze cirkel: islam wordt voortdurend verward met politieke islam en religieuze beleving met ideologische machtsclaims. Deze dynamiek leidt tot maatschappelijke stagnatie. Zij belemmert sociale vooruitgang en wederzijds vertrouwen.

Tegelijkertijd leidt ook een louter culturele, dan wel cultureel-relativerende benadering van deze problematiek tot een dood spoor. Wanneer religieuze of ideologische praktijken uitsluitend worden benaderd als “cultureel”, wordt fundamentele kritiek vanuit universele waarden vrijwel onmogelijk gemaakt. Het gaat dan om waarden als mensenrechten, gelijkwaardigheid en democratische rechtsstatelijkheid.

Cultureel relativisme kan zo onbedoeld fungeren als vrijbrief voor onderdrukkende of ondemocratische praktijken, zolang deze maar als cultureel of religieus worden gepresenteerd.

Het doorbreken van de vicieuze cirkel vereist daarom een dubbele afbakening. Enerzijds is een duidelijke scheiding nodig tussen de islam als religie en politieke-islamitische ideologieën. Anderzijds is het nodig om cultureel relativisme los te laten als analytisch eindpunt.

Dit artikel richt zich primair op politieke islam, waarbij deze wordt vergeleken met andere religieus-politieke ideologieën. Alleen door religieuze en ideologische claims te toetsen aan universele, niet-onderhandelbare waarden kan een eerlijk, democratisch en constructief debat ontstaan.

Zo’n debat moet recht doen aan zowel religieuze vrijheid als maatschappelijke cohesie.

In Nederland vindt dit debat plaats binnen het constitutionele kader van de democratische rechtsstaat, waarin gelijkheid (art. 1 Grondwet) en vrijheid van godsdienst (art. 6 Grondwet) gezamenlijk worden beschermd. De uitdaging is niet om religie te weren, maar om te voorkomen dat welk religieus of seculier nationalisme dan ook boven het democratische proces wordt geplaatst.

Vanuit het kritisch-universalistische kader wordt politieke islam zichtbaar als een politieke ideologie, niet als een geloof.

Kern (compact): politieke islam is het project om religieuze waarheid om te zetten in staatsmacht. De ideologie stelt gehoorzaamheid aan een vermeende godsorde boven democratische besluitvorming. Daardoor worden wetgeving en machtsuitoefening onttrokken aan kritiek, pluralisme en veranderbaarheid.

Politieke islam gaat uit van het idee dat God een vaste maatschappelijke en juridische orde heeft vastgesteld en dat de staat deze dwingende godsorde moet uitvoeren. Wetgeving is in deze visie geen menselijk compromis, maar een afgeleide van goddelijke wil.

Politieke macht wordt daardoor niet gelegitimeerd door burgers en democratische instemming, maar door gehoorzaamheid aan wat wordt gezien als Gods orde.

Juist hier ontstaat het fundamentele conflict met democratie. Democratie is gebaseerd op het idee dat mensen samen hun samenleving vormgeven. Wetten zijn veranderbaar. Macht moet altijd ter discussie kunnen staan.

Een politieke orde gebaseerd op een dwingende godsorde ontkent deze menselijke openheid. Zij maakt wetgeving onaantastbaar en verheft gehoorzaamheid boven debat. Daarmee wordt democratie uitgehold, zelfs wanneer verkiezingen formeel blijven bestaan.

Ook het seculiere principe van staatsneutraliteit komt hierdoor onder druk te staan. Staatsneutraliteit betekent dat de staat geen religieuze waarheid kiest en geen geloof afdwingt. Dat is geen vijandigheid tegenover religie. Het is een voorwaarde voor vrijheid en gelijkheid.

Wanneer de staat zichzelf ziet als uitvoerder van een dwingende godsorde, verliest zij haar neutraliteit. Burgers die deze orde niet delen of anders interpreteren, worden automatisch achtergesteld. De staat verandert dan van een gemeenschappelijke politieke ruimte in een religieus machtsinstrument.

De gevolgen voor individuele vrijheid zijn ingrijpend. Wanneer religieuze normen wettelijk worden afgedwongen omdat zij als goddelijk verplicht worden gezien, wordt persoonlijke autonomie ondergeschikt aan gehoorzaamheid.

Vrijheid van geweten komt in gevaar wanneer twijfel, afwijking of afvalligheid wordt opgevat als overtreding van Gods orde. Vrijheid van meningsuiting verschraalt wanneer kritiek wordt gezien als heiligschennis. Vooral vrouwen en mensen die afwijken van traditionele rolpatronen worden geraakt. Ongelijkheid wordt dan vaak gelegitimeerd als onderdeel van een door God gewilde orde.

Tegelijkertijd is een belangrijke nuancering noodzakelijk. Een kritisch-universalistisch denkkader is geen vrijbrief om burgers met een migratieachtergrond, in het bijzonder moslims, te demoniseren. Het is evenmin een vrijbrief om culturele of religieuze waarden van niet-westerse gemeenschappen als inferieur te framen ten opzichte van westerse culturen. Dat zou haaks staan op de kern van universalisme zelf.

Het neerzetten van culturen als “achterlijk” of “onbeschaafd” is geen inhoudelijke kritiek. Het is een culturele framingstrategie. Die strategie wordt vooral door extreemrechtse en neofascistische bewegingen gebruikt. Via deze framing wordt haat genormaliseerd zonder expliciet te discrimineren op ras of religie.

Zo wordt het verbod op discriminatie omzeild door culturele stigmatisering. Cultureel racisme vervangt biologisch racisme. Het effect blijft hetzelfde: uitsluiting en ontmenselijking.

Zeer zorgwekkend is bovendien de mate waarin deze culturele framing door instituten deels is geïnternaliseerd in denken, beleid en praktijk. Wanneer vooroordelen over niet-westerse culturen doorsijpelen in onderwijs, zorg, veiligheid, hulpverlening of overheidsbeleid, ontstaat structurele ongelijkheid.

Die ongelijkheid is vaak moeilijk zichtbaar, maar diep ingrijpend. Zij ondermijnt vertrouwen, vergroot maatschappelijke afstand en tast het fundament van gelijk burgerschap aan.

Daarbij is nog een belangrijke historische waarschuwing op zijn plaats. De geschiedenis heeft laten zien dat ook seculier denken, wanneer het niet op voet van gelijkheid wordt toegepast ten opzichte van religies, totalitaire vormen kan aannemen. In zulke gevallen verandert secularisme van een beschermend kader in een ideologie die religie wil terugdringen of onderdrukken.

Dit kan uitmonden in vormen van seculier nationalisme. Seculier nationalisme betekent dat religieuze burgers structureel als verdacht of “achterlijk” worden behandeld en dat vrijheid van religie feitelijk wordt uitgehold. Dit is een belangrijke les uit de geschiedenis: secularisme mag geen instrument van uitsluiting worden.

Het moet juist volledige vrijheid bieden aan religies en religieuze burgers om hun geloof in vrijheid te beleven en te uiten, zolang zij de democratische rechtsorde respecteren.

Alleen een secularisme dat vrijheid beschermt, in plaats van uniformiteit af te dwingen, blijft trouw aan zijn eigen uitgangspunten.

Een beschaafde democratische samenleving vraagt daarom om een dubbele houding. Enerzijds een consequente verdediging van universele waarden, zoals gelijkwaardigheid, vrijheid en mensenrechten. Anderzijds een oprecht respect voor de culturele en religieuze identiteit van burgers. Deze twee staan niet tegenover elkaar. Ze moeten op beschavingsniveau in balans worden gehouden.

De kern van dit betoog is helder: geen enkele dwingende godsorde mag boven de democratische rechtsstaat staan. Maar evenmin mag universalisme of secularisme worden misbruikt om mensen, religies of culturen te marginaliseren.

Politieke islam laat zien wat er misgaat wanneer religieuze waarheid wordt omgezet in politieke dwang. Extreemrechts en seculier nationalisme laten zien wat er misgaat wanneer universele waarden worden ingezet als cultureel of ideologisch wapen. Wie werkelijk staat voor pluralisme, vrijheid en gelijkwaardigheid, verwerpt beide.

Een hardnekkige tendens die het debat beheerst, is de valkuil van verdediging tegen de framing van extreemrechts via cultureel relativisme. Elke kritiek op cultuur en religie vanuit een universeel kader wordt dan aangemerkt als moslimhaat. Tegelijkertijd verdedigt men culturele en religieuze normen die conflicteren met universele waarden soms blindelings. Dit is geen constructieve opstelling in het publiek debat.

Delen:

Altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws?

Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.

Al 100 jaar voor