Politie moet leren van stadswachten
• 05-04-2011
• leestijd 3 minuten
Waarom is Nederland zo’n groeimarkt voor het inbrekersgilde? Omdat de
leden van deze beroepsgroep kennelijk onbespied hun gang kunnen gaan
Dinsdagmorgen meldde het programma Ochtendspits dat het aantal woninginbraken verleden jaar met vijftien procent is toegenomen. Dit was de opmaat tot een korte reportage over hang- en sluitwerk. Boodschap: de burger dient zich tegen diefstal te beschermen door van de eigen woning een fort te maken.
Deze gelatenheid was verbazend. Als zich binnen twaalf maanden zo’n verhoging voordoet van de criminaliteit, is dat toch reden tot het luiden van de alarmklok, het roepen van alle hens aan dek en een minister van Veiligheid die handenwringend in de kamer staat en beterschap belooft. Maar niets van dit alles. De burger wordt verwezen naar de slotenmaker en iedereen gaat over tot de orde van de dag.
De Minister van Veiligheid bekreunt zich ondertussen om de oprichting van een nationale politie waarin de regionale korpsen stuk voor stuk moeten opgaan. Het gedoe rond de dure interimcommissaris voor Almere is een voorproefje van alle opschudding, ellende en stammenstrijd die dit noodlottig streven met zich mee zal brengen. Het bijbehorende krakeel zal elke klacht over de toename van de woninginbraken overstemmen.
Waarom is Nederland zo’n groeimarkt voor het inbrekersgilde? Omdat de leden van deze beroepsgroep kennelijk onbespied hun gang kunnen gaan. Ook al bestaat het grootste gedeelte uit beunhazen en amateurs. Jaren terug zat ik nog wel eens met een emeritus inbreker in de kroeg die zich groen en geel ergerde aan het potje dat zijn opvolgers er van maakten.
“Kijk eens, Han”, zei hij, “Een goede inbreker gaat om te beginnen nooit gewapend op pad, want als er geschoten wordt, dan weet je zeker dat je de hele kit achter je aan krijgt. Hoor je wat, dan is het pech. Dan ga je weg. Zo doet een inbreker dat. En je gaat alleen maar naar binnen als er echt wat te halen valt. Bij gewone mensen dring je niet het huis binnen.”
Dat deed deze vakman overigens niet vanwege zijn sociale inborst maar omdat de omvang van de buit het risico niet waard was, althans in zijn tijd. Hij had gelijk: hoeveel zal een heler nu voor een laptop betalen, zeker als die meer dan een jaar oud is. Hij schaamde zich voor het uitvaagsel dat oude mensen beroofde, meteen geweld gebruikte als het werd gestoord en zo zijn oude ambacht een slechte naam gaf.
Ondanks dit evident gebrek aan kennis van zaken bij de huidige inbrekers staat de politie toch machteloos. Anders zouden de percentages wel dalen in plaats van stijgen of op zijn minst gelijk blijven. Het wordt dus tijd voor actie. In deze tijd hoor je beleidsadviseurs altijd praten over “best practices” en het navolgen van goede voorbeelden.
Welnu, de affaire met Jack Wouterse heeft laten zien dat burger de hond beter niet los kan laten lopen in het Rotterdamse Vroesepark. Zelfs op zondagmorgen om elf uur verschijnt meteen een stadswacht die een torenhoge boete oplegt. Ook het oversteken bij rood licht, het op de stoep fietsen, het niet correct aanbieden van het huisvuil is in de Maasstad bepaald niet zonder risico. De automobilist weet trouwens dat het overschrijden van de maximumsnelheid vrij gegarandeerd een sanctie oplevert. Foutparkeren gaat eveneens zelden goed om maar eens een vrolijke zinswending te gebruiken. Probeer trouwens als uitkeringstrekker maar eens straffeloos een formulier te laat of niet goed ingediend op te sturen. Je krijgt het direct voor je kiezen. Pats, een tik op de vingers. Het is lik op stuk wat de klok slaat.
Wellicht kan de minister van Veiligheid de politiekorpsen opdragen te leren van deze best practices en goede voorbeelden uit de praktijk van de stadswachten en de wijze waarop zij de burgerom het minste of geringste toch in de kraag weten te vatten. Dat heeft meer effect dan het optuigen van het zoveelste fusiecircus bij de politie.