Pleidooi voor een multidisciplinaire politiek
• 23-05-2011
• leestijd 4 minuten
Kunst is geen slachtoffer of middel, kunst is het doel
Wat is het bindende element in de stroom aan protesten en adviezen die over ons wordt uitgestort naar aanleiding van de aangekondigde bezuinigingen op kunst en cultuur?
Wat verenigt de ‘schreeuwprotesten’ (door instellingen) en de ‘Schuilen in het Rijks’ actie (door kunstenaars), het bezuinigingsadvies van de zogeheten Tafel van Zes en de Raad van Cultuur? Allereerst dat zij kunst allen als slachtoffer beschouwen, en dat kunstenaars worden geportretteerd als mensen die bij tegenwind niet anders kunnen dan schreeuwen en schuilen. Ten tweede dat de bezuinigingen als een feit worden beschouwd, en de oorzaken en achtergronden hiervan niet meer ter discussie worden gesteld. Ten derde dat zowel besturen van kunstinstellingen als kunstenaars zichzelf als afgezonderde instituten van deze bezuinigingen verdedigen.
Pas toen het overduidelijk dementerende paradepaardje van de VVD Frits Bolkenstein tijdens het schreeuwprotest in Amsterdam voorstelde dat ontwikkelingssamenwerking afgeschaft zou kunnen worden om de kunst te kunnen redden, werden twee beleidsterreinen met elkaar in verband gebracht. Beleidsterreinen die afzonderlijk van elkaar worden bediscussieerd, maar alles met elkaar te maken hebben. Namelijk de vraag over de precieze relatie tussen de kunsten en het soort wereld en wereldpolitiek dat zij voorstaan.
De huidige cultuurprotesten suggereren dat kunst een op zichzelf staande discipline is. Haar rol is echter secundair. Goed voor toerisme of als entertainment, zodat de hardwerkende Nederlander welvarender wordt of een moment van ontspanning kan ervaren alvorens nog harder te werken. Productie en consumptie vormen het perspectief van waaruit naar de kunsten wordt gekeken.
Het wereldbeeld waarin kunst wordt gedefinieerd is daarmee beperkt en bekrompen. En dat valt onze huidige regering net zo goed aan te rekenen als de adviesraden, de kunstinstellingen en de kunstenaars zelf, die dit perspectief in hun ‘protest’ nauwelijks ter discussie stellen.
Want hoewel de kunst kritisch meent te zijn, en het altijd voor de underdog zegt op te nemen, is zij diep in zichzelf allang gekeerd naar de liberale agenda van de welvaartspolitiek die nu in West-Europa de drijvende politieke kracht vormt. Als sinds de jaren ’80 kan het Volk, hier en elders ter wereld, onze rug op, en zijn verheffingsidealen uitbesteed aan educatoren en economen, die aan de hedendaagse kunsten alleen nog belang moeten verlenen om ze effectief in te kunnen voegen in het programma voor de volgende verkiezingen.
De kunsten zijn geïnstitutionaliseerd, en de kunstenaar zelf ook. Eigenbelang, de privileges die de individuele kunstenaar of instelling toekomt, zijn veel belangrijker dan hun rol in de samenleving als geheel. Wordt er gekort op ontwikkelingshulp of sociale voorzieningen, maar niet op de cultuursector, dan volgt een zucht van verlichting. Terwijl het belang van een progressieve kunst gelijk gaat aan die van een progressieve politiek.
Wanneer ressentiment en eigenbelang de sociale agenda gaan bepalen, dan is het wachten tot deze ook de kunst treffen. Progressieve politiek en progressieve kunst delen dezelfde belangen: democratisering, een open samenleving, kennis voor iedereen, gelijkheid en – als wij het woord nog in emancipatorische zin in de mond durven nemen – vrijheid.
Wanneer wij de kunsten in dit licht beschouwen dan is de onderliggende concurrentiestrijd tussen culturele instellingen kwalijk. Precies hierin vinden wij opnieuw de diepliggende liberale consensus dat competitie de motor van ‘excellentie’ vormt (een begrip van een PvdA-minister uit het vorige kabinet, op zichzelf veelzeggend). Dit is dezelfde consensus als het idee dat niet kunst, maar arbeid betekenis geeft aan ons bestaan.
Ik wil ervoor pleiten dat wij precies deze gedachten om moeten draaien. Namelijk dat kunst iedereen toebehoort en toe zou moeten behoren, en dat het scheppende vermogen van elk mens de basis zou moeten vormen van waaruit wij de samenleving organiseren. Dat maakt van kunst geen middel, maar een doel. Geen doel dat slechts enkele bevoorrechte mensen zou moeten dienen, maar een emancipatorisch doel dat een leidraad zou moeten vormen voor de samenleving als geheel.
Deze agenda moeten wij poneren tegen de huidige politieke impasse in. En deze agenda verdraagt geen consensus of onderhandeling, zoals de bestuurlijke spreekbuizen van de kunsten op dit moment suggereren. Deze agenda vereist een geëngageerde voorhoede uit alle disciplines, of het nu kunsten, het onderwijs of de politiek zelf is. Een multidisciplinaire politiek, waarin de rol van de kunst nooit in isolement wordt beschouwd, maar altijd in relatie tot andere instituten die samen de textuur van onze samenleving vormen.
Alleen als progressieve krachten uit alle velden elkaar met open agenda’s tegemoet treden, en de competitiedrift en toe-eigening van kennis als ‘eigendom’ wordt losgelaten, kunnen wij een constructief verzet vormen tegen de kleinzielige politiek die nu onze toekomst dreigt te gaan bepalen.
Theater en Dansproductiehuis Generale Oost, Literair Productiehuis Wintertuin, Orkest de Ereprijs en ArtEZ Studium Generale organiseren op vrijdag 27 mei een middag over de interdisciplinaire kunstpraktijk. Te gast zijn o.a. Niels Aalberts, Ivo van Hove, Tom America, Saskia de Coster, Erik Jan Harmens, Henriëtte Post, Matthijs Rümke en Jonas Staal. De bijeenkomst is gratis voor studenten!