Pensioenen: wat mijn vader altijd zei
• 12-06-2011
• leestijd 3 minuten
Ze zullen vast wel een bonus krijgen, die pensioenbeleggers
Caspar van Ewijk van het CPB heeft in Buitenhof uitgelegd hoe het vernieuwde pensioenstelsel in elkaar zit. De fondsen mogen zelf bepalen of zij een buffer aan willen houden. Ze zijn ook mans genoeg om zelf uit te rekenen hoe over tien jaar de rentestand is. Op deze manier maakt elk pensioenfonds dan een prognose over hoe het er dan voor zal staan. Als ik hem goed begrijp, dan worden voor de managers van de pensioenfondsen de deuren opengegooid naar het zich rijk rekenen. Dat doe je door ervan uit te gaan dat de gunstige verschijnselen van nu zullen blijven terwijl het sombere en het zwarte in de zon van de economische groei vervaagt. Wie in het verleden wel eens heeft meegemaakt hoe een tussenpersoon je een beleggingshypotheek aan probeerde te smeren, weet hoe het werkt: je omgeving en je anderen een rad voor ogen draaien van het prachtigste Bengaalse vuur.
Ze zullen vast wel een bonus krijgen, die pensioenbeleggers als er hoge winsten worden geboekt (bijvoorbeeld als de Griekenlanden van de toekomst de eerste jaren wel die hoge rente op hun obligaties betalen) en als het dan fout gaat, komt de rekening vervolgens terecht bij de werknemer die eerst verplicht is twintig procent van zijn inkomsten af te staan aan het pensioenfonds zonder dat hij enige invloed kan uitoefenen op het beleid.
De heldenbeleggers hebben zich inmiddels met bonus en al uit de voeten gemaakt naar een andere sector van de financiële wereld. Het schijnt dat pensioenfondsen nogal beleggen in hedge funds. Daar kun je als financijeel whizz kid best wel terecht. Koning Lodewijk XV zei: “Na ons de zondvloed”. Het nieuwe gezegde luidt: “De zondvloed is voor de anderen.”
Ik betaal pensioenpremie sinds 1969. Al die tijd is mij voorgehouden dat ik daarmee een stabiel en gegarandeerd pensioen opbouwde, want Nederland had immers het aller- allerbeste pensioenstelsel ter wereld. Dat was spijkerhard, zo hard dat het geld in de jaren negentig bij wijze van spreken over de randen stroomde. Nee, dat was piekfijn in orde. De hele wereld was jaloers op ons. Dezelfde organisaties – van werknemers en werkgevers – en vaak dezelfde personen vertellen nu op de televisie dat zij destijds met die verhalen over het spijkerharde pensioen, wel hun vingers gekruist op de rug hielden. Je liep immers met die pensioenen altijd al risico, alleen had men dat de afgelopen halve eeuw niet helemaal helder gecommuniceerd. Gelukkig was nu de tijd van de transparantie aangebroken.
In Buitenhof begon de voortreffelijke Clairy Polak meteen herinneringen op te halen aan koopsompolissen en andere producten waarmee de consument zelfs door de meest gerenommeerd spelers uit de financiële sector een oor was aangenaaid. Werden de pensioengerechtigden nu op dezelfde manier om de tuin geleid? Zo ver wilde Van Ewijk niet gaan, maar ik dacht: ze hebben mij destijds een oor aangenaaid. Hoe weet ik dat dit niet opnieuw gebeurt? Ik dacht aan Wellink, die in 2008 aan het begin van de kredietcrisis het geweldige Nederlandse toezicht roemde. Ik riep mij Wouter Bos in gedachten die verklaarde dat landen niet failliet konden gaan.
Die heren, dacht ik, zijn praatjesmakers. Ze doen alles om de kern van de zaak buiten de discussie te houden. Trotse Nederlanders hebben de afgelopen decennia heel wat illusies verloren over de voortreffelijkheid van hun samenleving en hun instellingen. Nu komen de pensioenfondsen daar ook bij. Om dit moment van de waarheid uit te stellen, krijg je nu van alles te horen over de ouderen die de poen binnenslepen en de jongeren die het gelag betalen. Alles wordt er bij gesleept behalve de interne werking van de pensioenfondsen, het beleid van de verantwoordelijken. De dingen die ze daadwerkelijk met de spaarcentjes van ons allemaal, althans van het grootste deel van de Nederlandse bevolking uitvoeren.
Mijn vader zei altijd: laat ze hun ouwe moer gaan belazeren.