Vechten gaat een brug te ver. Het is vooral een daad waarmee een mens zich buiten de gemeenschap van de Nederlanders plaatst
Vroeger verloren Nederlanders die in vreemde krijgsdienst traden, vrijwel automatisch het Nederlanderschap. Dat overkwam bijvoorbeeld de linkse activisten die zich tijdens de Spaanse burgeroorlog aansloten bij de internationale brigades om strijd te leveren tegen Franco’s fascistische rebellen. Ze mochten na terugkeer blij zijn dat ons land ze als statenloze toeliet. Ook na de Tweede Wereldoorlog kregen zij dat Nederlanderschap vrijwel nooit terug.
Een dergelijke wetgeving is het enige antwoord dat Nederland kan geven als staatsburgers zich gewapenderhand willen mengen in buitenlandse conflicten, of dat nu formele oorlogen zijn, burgertwisten of opstanden. De Tanja Nijmeijers en de jihadisten uit de polder mogen rustig ten strijde trekken maar zij verliezen door die daad automatisch hun Nederlanderschap en zij komen er nooit meer in. En eruit is eruit. Niet “klinkeren” maar de grens over zoals dat gebeurt met ongewenste vreemdelingen die als een bedreiging worden gezien voor de staatsveiligheid.
Te allen tijde? Zonder genade? Er kunnen zich omstandigheden voordoen waarin de regering er geen bezwaar tegen heeft, dat Nederlandse burgers in vreemde krijgsdienst treden. Je regelt het dan zo dat de wet op het verlies van Nederlanderschap niet wordt toegepast als de ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie een vergunning hebben verleend. Die verstrek je bijvoorbeeld aan Nederlanders die ook een Turks paspoort hebben en door Ankara opgeroepen worden voor de dienstplicht. Tenslotte is Turkije net als Nederland een lid van de Navo en het principe van dat bondgenootschap is “een voor allen, allen voor één”.
Maar zonder zo’n vergunning is het definitief exit. Ook voor jongens en meisjes die minderjarig zijn en zich onttrokken hebben aan de ouderlijke macht.
Waarom is dit de enige juiste aanpak? Nederland kan het niet hebben dat zijn burgers zich zonder officiële toestemming mengen in gewapende conflicten omdat dit de positie van ons land ernstig kan schaden en onschuldige burgers in gevaar brengt. Daarom dient het zich te distantiëren van iedereen die dat toch doet. De beste manier is dan om de handen van het land definitief van zo’n strijder af te trekken. Die kan dan uiteraard niet op de steun van onze ambassades rekenen, mocht hij in handen van zijn vijanden vallen.
Als zulke wetgeving tot stand komt, hoort daar uiteraard in binnen- en buitenland de grootste ruchtbaarheid aan te worden gegeven in ik weet niet hoeveel talen. Geen mens moet kunnen zeggen dat hij het risico van vreemde krijgsdienst niet kende.
Dit alles blijft natuurlijk beperkt tot gewapende deelname aan buitenlandse conflicten. Er is geen enkele reden om in dit kader de vreemdelingenwetgeving aan te passen of te verstrakken. Nederland is een vrij en open land. Dat behoort onlosmakelijk tot de nationale identiteit. Dat brengt die rood wit blauwe vlag tot uitdrukking en niets anders.
Daarom is er niets tegen, als Nederlandse burgers hun solidariteit betuigen met partijen in buitenlandse conflicten. Dat valt onder de essentiële vrijheden van meningsuiting, vereniging en vergadering. Maar vechten is wat anders. Dat is een brug te ver. Het is immers geen opvatting tot uiting brengen maar vooral een dáád waarmee een mens zich buiten de gemeenschap van de Nederlanders plaatst.
Wie zonder vergunning onder een ándere vlag oorlog voert, is vrij om dat te doen maar daarna niet meer welkom. Dat is principieel en tegelijk de alfa en de omega van het enige ontmoedigingsbeleid dat zal werken.