Overvraging
• 13-04-2011
• leestijd 2 minuten
De tijd en kosten die aan schriftelijke vragen worden besteed zijn te
rechtvaardigen als raadsleden daarmee gericht en doeltreffend het
College bevragen, maar niet als ze met een schot hagel
een puntje willen scoren
Het Amsterdamse College van B&W wordt de laatste maanden op Lampedusaanse wijze overspoeld door schriftelijke vragen. Dat zijn geen vragen van de Amsterdammers, van bewoners of van ondernemers, maar schriftelijke vragen van de 45 gemeenteraadsleden.
Vragen over uitspraken van de directeur van het GVB, over het Juttersdok, over maaltijdverstrekking op de Coronelschool, over WOZ-bezwaren, over de dienstverlening van het Expatcentrum, over opsporing van verdachten via YouTube, over het lustrum van het homohuwelijk, over de scheiding van kerk en staat, over de luchtkwaliteit op scholen, over woonruimte voor Oost-Europeanen.
Schriftelijke vragen zijn nodig om de controlerende taak van de gemeenteraad uit te oefenen. Ze kunnen duidelijkheid geven over een actueel thema, en de discussie aanzwengelen over een nieuw onderwerp. Ze kunnen het begin zijn van een mooi debat in de Raad. Helaas is dat zeer vaak niet het geval. Hoewel aan de lijst met schriftelijke vragen van de Amsterdamse gemeenteraadsleden geen eind komt (sterker nog, met het uur wordt de lijst langer), is er zelden een vervolg op die vragen.
Vorig jaar werden er schriftelijke vragen gesteld (haha) over de kosten van schriftelijke vragen. Daar kon het College toen geen antwoord op geven. In Amersfoort was echter dezelfde vraag gesteld en daar was het antwoord: hoewel de ene vraag de andere niet is, vergt gemiddeld de beantwoording van een setje schriftelijke vragen 8 uur werk voor een ambtenaar. Daar komt ook nog de tijd bij die de wethouder bezig is met het goedkeuren van die vragen, en de kosten die daarvoor gemaakt moeten worden (in de Tweede Kamer: zo’n 2000 euro per setje ingediende schriftelijke vragen).
Laat ik de hand in eigen partijboezem steken: in 2009 stelde de GroenLinksfractie 9 keer schriftelijke vragen. Negen. Dat staat in schril contrast met de
vier keer dat mijn zeer gewaardeerde partijgenoot Jan Hoek de afgelopen drie weken het College schriftelijk bevraagd heeft.
De tijd en de kosten die aan schriftelijke vragen worden besteed zijn te rechtvaardigen als raadsleden daarmee gericht en doeltreffend het College willen bevragen, maar niet als ze hopen met een schot hagel wellicht een puntje te kunnen scoren. Zeker in tijden van bezuiningen (tot 15 procent op het ambtelijk apparaat!) is het verstandig omgaan door de Raad met haar controlerende en kaderstellende instrumenten belangrijk. Veel van de schriftelijke vragen kunnen ook gewoon in een commissievergadering worden gesteld, of middels een telefoontje aan een ambtenaar. Dat is geen achterkamertjespolitiek, dat is efficient omgaan met publieke middelen.