Door aan de slag te gaan, leren niet alleen witte mannen, maar ook vrouwen en allochtonen snel. Kwaliteit drukt zich uit in opleidingsniveau en in ervaring, niet in sekse
In de auto op weg naar huis na een efficiënte bespreking met een aantal vrouwen in een managementfunctie luisterde ik op BNR Nieuwsradio naar de zoveelste discussie over quota in het bedrijfsleven.
Aan de microfoon zaten drie lustig babbelende mannelijke vertegenwoordigers van politieke jongerenorganisaties. De vraag die hen werd voorgelegd: moeten we bedrijven verplichten om meer vrouwen in de raad van advies op te nemen? En hoe zit het met een allochtonenquotum? De gemakzuchtige gemeenplaatsen vlogen direct weer over de tafel. Twee argumenten werden eindeloos herhaald, als een witmannelijk mantra: wanneer we een vrouwenquotum instellen dan is de kwaliteit het eerste slachtoffer. En: je zal maar als allochtoon aangenomen worden en dan steeds moeten horen dat je er alleen zit vanwege je afkomst.
Beide argumenten zijn onzinnig. Het eerste is door de wetenschap reeds jaren geleden naar het rijk der fabelen verwezen. Het gros van de sollicitatiegesprekken is na de eerste kennismakingshanddruk feitelijk al beëindigd: de eerste indruk bepaalt in sterke mate de eindafweging. Daarom juist hebben allochtonen het moeilijk op de arbeidsmarkt. Ze zijn overduidelijk anders – meestal zichtbaar, vaak ook subtiel cultureel – terwijl gelijkenis direct sympathie oplevert. Daarnaast is werkelijke kwaliteit nauwelijks in een paar gesprekken te testen. Waar sollicitatiecommissies, zo blijkt in de praktijk, vooral voor vallen is een bekend gezicht met een vlotte babbel. En in bluffen zijn mannen nog steeds beter dan vrouwen.
In de praktijk blijkt daarnaast vaak dat kwaliteit geen aangeboren eigenschap is, maar vooral door omstandigheden gevormd wordt: over het algemeen blijken mensen snel die kwaliteiten aan te leren die de dagelijkse praktijk van ze verwacht. Als voorbeeld mogen twee langdurige – mannelijke – premiers uit het verleden gelden: zowel van Lubbers als van Kok werd gezegd dat ‘ze het niet in zich hadden’. Ervaring geeft de doorslag. Door aan de slag te gaan, leren niet alleen witte mannen, maar ook vrouwen en allochtonen snel. En dan nog een laatste argument: onderzoek geeft ook nog eens aan dat diversiteit op termijn erg lonend is voor bedrijven.
Ikzelf ben een slachtoffer van positieve discriminatie. Toen ik eind jaren tachtig afstudeerde als psycholoog waren er voor die professie weinig banen. De overheid was een van de weinige aanbieders. En net in die periode hanteerde die een voorkeursbeleid. Vond ik dat leuk, als man? Nee. Kon ik het begrijpen? Ja. Heeft het geholpen? Welzeker. Een aantal vrouwelijke studiegenoten heeft zich ontwikkeld tot hoogkwalitatieve, goed presterende topambtenaren.
Vanzelfsprekend, natuurlijk. Mannen zijn niet per definitie kwalitatief beter (of minder) dan vrouwen. Kwaliteit drukt zich uit in opleidingsniveau en in ervaring, niet in sekse.
Het tweede argument (het is vervelend een excuustruus te zijn) is bizar. Een van de politieke talenten sleepte er zelfs een allochtone vriend bij die een sollicitatiegesprek zou hebben geweigerd. Reden: hij werd alleen uitgenodigd ‘omdat het bedrijf meer kleur erg op prijs stelde’ en bij zo’n bedrijf wilde hij niet werken. Mij komt dat als nogal ongeloofwaardig of op zijn minst dom over. Is het soms minder vervelend wanneer een blanke man wordt uitgenodigd ‘omdat het bedrijf meer van hetzelfde erg op prijs stelt’? Is het soms minder vervelend om werkloos te zijn?
Hoe lang denken de tegenstanders van quota eigenlijk dat het truusgevoel levend gehouden kan worden op de werkvloer? Mensen die niet voldoen raken na een jaarcontract hun baan vanzelf weer kwijt. Ik zie niemand schermen met onderzoek waaruit blijkt dat vooral vrouwen vanwege niet functioneren ontslagen worden.
De gehele discussie over vrouwen- en allochtonenquota is witte mannen gezeik. Ze verspreiden met veel misbaar hun geurstofje omdat ze andere partijen af willen schrikken of gewoon tegen iedere vernieuwing zijn. Soms moet je daar even doorheen breken, bijvoorbeeld met een quotum. Weg met de gemakzuchtige gemeenplaatsen, op naar de nuance, eerst in de discussie, daarna op de werkvloer.