Emancipatiebewegingen komen met wel heel slechte alternatieven voor gebruikelijke woorden.
Emancipatiebewegingen hebben sinds een paar jaar de Nederlandse taal op de korrel genomen. Ze gaan ervan uit dat de woordenschat niet geschikt is om weer te geven wat ze tot uitdrukking willen brengen. Daarom zijn nieuwe woorden nodig. Op zich is dat geen nieuwe gedachte. In de zeventiende eeuw al riep de Franse koning Lodewijk XIV de Académie Française in het leven om door middel van een woordenboek de taal te standaardiseren. Ook moesten er voor nieuwe begrippen termen worden ontwikkeld. Over dat woordenboek vergadert de Académie nog wekelijks. Ook de ontwikkeling van nieuwe termen vindt voortgang. Daarom heet een computer in het Frans een ordinateur en een softwareprogramma is een logiciel. Bijna veertig jaar geleden kwam ik in Yogyakarta een oude professor tegen die nog primitieve bommen had gemaakt in de strijd tegen het Nederlandse leger. Nu maakte hij deel uit van een commissie met de taak echt Indonesische termen te ontwikkelen voor wetenschappelijke begrippen. In het Vaticaan is een officieel bureautje dat Latijnse woorden verzint voor nieuwigheden. Een stoplicht is een negotiationis lux.
In Nederland bestaan geen deskundige instanties die nieuwe woorden verzinnen. Wij laten het hier allemaal over aan de natuurlijke ontwikkeling van de taal. Daarom zitten er in het Nederlands zoveel vreemde woorden die we zonder verandering hebben overgenomen op een enkele uitzondering na. Zo verzon een redacteur van Het Parool in de jaren vijftig “bromfiets”, maar voor computer is nooit een behoorlijk Nederlands woord boven komen drijven. Eigenlijk is dat vreemd want voor de wis- en meetkunde beschikt onze taal in tegenstelling tot de meeste andere wel over zuiver Nederlandse termen. Dat danken wij aan de uitvinder en vestingbouwer Simon Stevin, die ze rond 1600 formuleerde. Voorbeeld: driehoek, meetkunde, wiskunde
In de NRC van woensdag maakt Frits Abrahams zich druk over de nieuwe terminologie zoals die wordt gepropageerd door vertegenwoordigers van de non-binaire emancipatiebeweging. Daar voelt men ongemak rond persoonlijke voornaamwoorden die óf met het mannelijke óf met het vrouwelijke verbonden zijn. Daarom stelt men voor om dan maar in plaats van hem of haar, dan wel hij of zij altijd hen en hun te gebruiken. Ook als het om een enkele persoon gaat. Het alternatief zhij, zhijn, zhaar kan evenmin genade in Abrahams ogen vinden.
Zijn verontwaardiging is terecht. Hier wordt de Nederlandse taal aangerand. Niet uit kwade wil maar uit onbeholpenheid wat tegenwoordig ook niet meer wordt geaccepteerd. Een vergelijkbaar verschijnsel zie je in sommige kringen van de antiracisme-beweging waar men Nederlandse termen wil vervangen door barbarismes uit het Engels zoals “witten”, “mensen van kleur” en “slaafgemaakten”. Dit zijn eerder ontsporingen dan aanrandingen maar daarom hoeven we er geen genoegen mee te nemen.
Even een wezenlijk tussendoortje: sommige woorden in elke taal zijn bedoeld als vernedering of kunnen in de loop der tijden die rol krijgen. Smous is een beledigende term voor jood. Wijf betekende vroeger gewoon vrouw maar klinkt tegenwoordig ongunstig. Zulke processen vinden al eeuwen plaats. Een recent voorbeeld is het woord neger. Dat was tot diep in de jaren zestig een heel normale uitdrukking voor personen met een zwarte huid die ze zelf ook gebruikten. Nu levert het meteen grote moeilijkheden op. Vakterm: woorden krijgen een pejoratieve betekenis. Daarover gaat het hier niet. Dat is wat anders.
In het algemeen zijn losse woorden ongeschikt om tot uitdrukking te brengen wat je denkt of voelt. Daarvoor moet je een verhaaltje vertellen. Om dat verhaaltje gaat het, niet om de afzonderlijke termen. Als bepaalde woorden je niet bevallen kun je het beste proberen die te omzeilen. Dan kom je al een heel eind. In de Nederlandse taal zijn alleen de persoonlijke voornaamwoorden enkelvoud binair. Het meervoud is altijd non-binair. Met zij, hen en hun kun je iedereen aanduiden. Als je dus een artikel schrijft over non-binairen in het algemeen, gebruik je altijd het meervoud. Dan zijn alle problemen opgelost. Lastiger wordt het als het over jezelf of één andere non-binaire persoon gaat. Hen of hun gebruiken roept verwarring op. Bovendien wek je dan de indruk dat non-binairen meervoudige persoonlijkheden hebben, een gevaarlijk misverstand dat toch al gauw bij niet of half geïnformeerden wordt gewekt. Daar loopt Carlo. Hun is beleidsmedewerker bij de gemeente. Dat botst met het karakter van het Nederlands. Dat is gewoon fout.
Wat betekent dit? Dat je in je verhaaltje consequent Carlo bij name noemt en het bijvoorbeeld hebt over de functieomschrijving van Carlo. Daarmee is het probleem opgelost. Je gebruikt gewoon ongemakkelijk aanvoelende persoonlijke voornaamwoorden niet.
Nu is er wel een in onbruik geraakt alternatief. Tot in de negentiende eeuw schreef men in ambtelijke en zeer formele teksten in plaats van hij of zij dezelve. Dat kon zowel op mannen als op vrouwen terugslaan en dus ook op binairen. Ging het om personen van koninklijken bloede dan schreef men hoogstdezelve. Dus dat is ook afgedekt. Dit is minder erg dan hen of hun of dat merkwaardige zhij en zhaar, vondsten van iemand die taal met spelling verwart.
Volgens een aantal mensen moet je het woord slaaf vervangen door slaafgemaakte. Dat is een onbeholpen vertaling van het Engelse enslaved. In die taal heeft men een afzonderlijk werkwoord voor tot slaaf maken, to enslave. Het Nederlands kent zo’n werkwoord niet. Volgens de aanhangers van de nieuwe term wekt het woord slaaf de indruk dat het om een natuurlijke toestand van de betrokkene gaat terwijl alle mensen zonder uitzondering van nature vrij zijn. Zo dachten de oude Romeinen er overigens ook over. Alleen de praktijk was anders en om tal van redenen vonden ze die praktijk wel prima.
Slaafgemaakte blijft hoe dan ook een onbeholpen term, een samenstelling van een zelfstandig naamwoord en een voltooid deelwoord. Het is gekunsteld. Dat slavernij geen natuurlijke toestand is, dient naar voren te komen uit het verhaal, uit het betoog over slaven en slavernij. In de middeleeuwen kende men in onze streken lijfeigenen. Die term hield in dat je lichaam het eigendom was van iemand anders, namelijk de feodale heer van het gebied. Daar zou je misschien iets mee kunnen doen als je per se van het woord slaaf af wilt maar er is geen enkele goede reden voor. De betekenis en de definitie van de term slaaf zijn glashelder. Slaven zijn mensen over wier werkkracht en lichaam de eigenaar volledig kan beschikken. En in de meeste gevallen ook over hun leven en dood. Zie overigens hoe hier ook de binaire slaven zijn ingesloten.
In het Nederlands gebruiken wij voor huidskleur niet het woord wit maar blank. Wat dat betreft doen wij het anders dan de Engelsen die altijd white zeggen of bijvoorbeeld de Fransen die steeds blanc gebruiken ook als het om een muur gaat.
Het woord “blank” is onder kritiek gesteld omdat het volgens de tegenstanders te gunstige connotaties heeft en bovendien als nevenbetekenis “kleurloosheid”.
Dat laatste is merkwaardig omdat deze tegenstanders van blank iedereen met een ander pigment als “mensen van kleur” aanduiden. Een letterlijke omzetting van het Amerikaanse people of color. In deze redenering zijn de blanken dan de enige mensensoort zonder kleur. Het vervangen van blank door wit impliceert dan dat ook zij tot de personen van kleur worden gerekend zodat die de hele mensheid omvatten. Toch is dat duidelijk niet de bedoeling. De personen van kleur zijn namelijk alle mensen behalve de blanken. Ondanks de grote verschillen wat de teint van hun huid aangaat, worden zij toch bij elkaar op één hoop gegooid en tegenover de blanken (“witten”) gesteld. Deze tweedeling in de mensheid zou toch bij de voorstanders daarvan stof tot nadenken moeten geven. En bovendien herinneringen oproepen aan de dagen van imperialisme en kolonialisme, toen de blanken zich op dezelfde manier tegen de overigen afzetten. Hebben wij hier opnieuw te maken met een neokoloniale manier van denken? Waar ligt eigenlijk de overgang tussen blank/wit en van kleur?
Dan heeft het woord wit ook nog eens dezelfde positieve connotaties als blank , misschien nog wel meer, zodat ook op dit gebied vanuit het oogpunt der voorstanders geen winst wordt geboekt. Er is geen enkele goede reden het woord “blank” voor huidskleur af te schaffen en te vervangen door wit. Het is een barbarisme. Het biedt ook nog geen enkele oplossing biedt voor de door sommigen gevoelde problematiek.
Nee, de pogingen van emancipatiebewegingen om tot nieuwe woorden en uitdrukkingen in het Nederlands te komen zijn tot nog toe niet erg gelukkig. Toch hebben zij er recht op dat hun ongemak serieus wordt genomen. We kunnen in Nederland een voorbeeld nemen aan Frankrijk, Indonesië en het Vaticaan waar ter zake deskundige mensen helpen bij het zoeken naar alternatieven als de bestaande taal en woordenschat geen soelaas bieden.
En voor degenen die nu willen reageren met de beschuldiging dat dit stuk geschreven is vanuit white privilege , bespaar je de moeite. Die dooddoener is al te vaak gehoord. De Nederlandse taal is een voor mij een belangrijk instrument. Die laat ik niet verkloten, óók of misschien juist als het met de beste bedoelingen gebeurt door mensen wier strijd ik steun.
Voor het overige ben ik van mening dat het toeslagenschandaal niet uit de publieke aandacht mag verdwijnen en de affaire rond het Groninger aardgas evenmin.