‘Als onze passagiers een beetje moeten inschikken, dan doen wij dat ook!’
Ik was op veetransport gesteld van Utrecht naar ’s-Hertogenbosch. Al op het perron hadden duizenden elkaar staan te verdringen. Minister Rosenthal moet aan de oorlog denken als hij Khadaffi hoort. Ik dacht aan de oorlog toen ik op het perron stond. De trein naar Maastricht was korter dan kort. Korter dan een afgebrand luciferhoutje. Nog korter. Zo kort als het gras van Wimbledon.
Hoe ook, toen de wagon was afgesloten stonden naar conservatieve schatting veertig tot vijftig varkens dicht opeengepakt in het schapenhok dat het tussenstuk vormt tussen de ene en de andere coupé. Bewegen was onmogelijk, ademhalen een opgave. Wanneer zou de eerste van ons bezwijken? Tegen me aan hing een groot, dik varken dat aan een walmend broodje Döner kebab stond te knagen. Het geile, vochtige smakken bevond zich recht boven mijn hoofd. Naast me een zeug met oordoppen in, een smoelwerk leeg tot in de poriën. Onophoudelijk stampte een discodreun uit de neusgaten. Nog voordat we Culemborg passeerden, ging een zwijn met het volle gewicht op mijn kleine teen staan. Als een Toivonen, die geniepige gluipkoei van PSV, speelde het de vermoorde onschuld. Diep getraumatiseerd werd uiteindelijk de bisschopsstad bereikt.
Vorige week werd bekend dat het maximumsalaris van de NS-directie omlaag moet. Eerder had de Tweede Kamer het teruggebracht van 750 duizend euro per jaar naar 600 duizend. Straks zullen NS-directeuren niet méér opstrijken dan 460 duizend euro. Genereus als ze zijn hebben die kerels tegen elkaar gezegd: ‘Als onze passagiers een beetje moeten inschikken, dan doen wij dat ook!’ Knap hè?