In 2007 werd Abdullah Gül president van Turkije. Sinds de Gerechtigheids- en Ontwikkelingspartij (AKP) in 2002 aan de macht kwam werd hij de eerste aan die partij verbonden president. Dat ging niet zonder slag of stoot.
Seculiere Turken vertrouwden op Güls voorganger, de kemalist Ahmet Sezer. Erdogan kon dan premier zijn, maar met Sezer als president was de zaak niet helemaal verloren. Met het aantreden van Gül lag de ‘conservatieve revolutie’ van de AKP niets meer in de weg, wat tot de grootste demonstraties van seculiere nationalisten in de Turkse geschiedenis leidde.
Zeven jaar Er gebeurde meer in 2007. Er werd een wet geïntroduceerd die bepaalde dat de president voortaan direct door de bevolking zou worden gekozen. Gül werd daarmee de laatste door het parlement aangewezen Turkse president. In de nieuwe wet werd de termijn van het presidentschap verder teruggebracht tot vijf jaar. Een discussie of Gül vijf of zeven jaar president kon blijven was het gevolg. Het Constitutioneel Hof hield het uiteindelijk op zeven jaar.
In die zeven jaren stonden de verschillen tussen Erdogan en Gül in de schijnwerpers. Erdogan, die zijn straatvechtersmentaliteit nooit is kwijtgeraakt, tegenover de meer ontwikkelde en gematigde Gül.
De verschillen uitten zich onder andere in reacties op protesten, zoals vorig jaar rond Istanbuls Gezipark. Gül riep toen op tot dialoog en een einde van het politiegeweld, terwijl Erdogan niet genoeg leek te kunnen krijgen van het traangas en de waterkannonnen.
In de nasleep van 17 december 2013, de dag waarop het corruptieschandaal rond AKP-kringen werd onthuld, stelde Gül zich achter Erdogan op, maar het enthousiasme droop er niet vanaf.
Dat deed het evenmin toen hij uiteindelijk toch maar zijn presidentiële handtekening onder controversiële wetten zette, zoals over internet. Twitter en Youtube werden echter duidelijk tegen Güls zin van het Turkse internet geweerd. Gül werd zo min of meer het geweten van de AKP. In dat licht is het de vraag of zijn vriendschap met Erdogan nog zo hecht is als in de eerste jaren. Beide AKP-oprichters zeggen van wel, maar het lijkt er vaak weinig op.
Erdogans ambitie Tussen de regels door maakt Erdogan er geen geheim van het presidentschap te ambiëren, wat de enige mogelijkheid voor hem is om in de politiek te blijven. De statuten van de AKP bepalen dat een premier na drie ronden premierschap een andere baan moet zoeken. Erdogan kan voor een vierde termijn gaan door die statuten aan te passen, maar omdat hij die zelf bepaalde is dat niet ideaal. Om zijn huidige macht te behouden, of uit te breiden, streeft Erdogan naar een presidentieel systeem met bevoegdheden die hem machtiger maken dan een Amerikaanse president. Daarvoor is echter een nieuwe grondwet nodig en het opstellen daarvan schiet niet op.
Exit Gül Zonder nieuwe grondwet kan Erdogan het land alleen vanuit het presidentiële Cankaya paleis besturen via een marionet als premier. Turkije maakte een dergelijke situatie eind jaren tachtig mee onder president Turgut Özal, die zijn trouwe vazal Yildirim Akbulut in de positie van premier plaatste. Dat eindigde met de val van Özals Moederland Partij (ANAP), iets waar Erdogan zeker over nagedacht zal hebben. Toch lijkt hij voor deze optie te gaan.
Kort na de lokale verkiezingen van 30 maart meende ik nog dat het geen uitgemaakte zaak was dat Erdogan namens de AKP kandidaat zou worden bij de presidentsverkiezingen. Ik hield de mogelijkheid open dat Gül over voldoende steun binnen de partij beschikte om voor een tweede termijn te gaan. Het geringe verlies voor de AKP bij de verkiezingen van 30 maart jl. maakte Erdogans heerschappij over de partij echter nog krachtiger dan eerder al het geval was. Ten koste van Gül. Zijn kansen om nogmaals president te worden slinken zo met de dag.
Een paar weken geleden kondigde Erdogan aan met Gül te zullen overleggen over beider politieke toekomst. Afgelopen week kwam het inderdaad tot een gesprek. De week daarvoor verklaarde Gül echter geen toekomst voor zichzelf te zien in de Turkse politiek.
Het begint zich af te tekenen: Gül gooit de handdoek in de ring. Hij voelt er kennelijk niets voor om Erdogans marionet te worden. Er zal waarschijnlijk een fijne baan voor hem worden gezocht, waarin hij veel aanzien krijgt, maar niets te zeggen.
Tijdelijke marionet Mocht Erdogan in augustus inderdaad president worden, dan bepaalt de grondwet dat hij tot de algemene verkiezingen, die voor volgend jaar op het programma staan, wordt vervangen door een van de vier vice-presidenten: Bülent Arinc, Ali Babacan, Besir Atalay, of Emrullah Isler.
Arinc zal het niet worden. Hij staat te eigenzinnig tegenover Erdogans beleid om als marionet te dienen. Babacan is iets geschikter, maar wil de politiek uit. Bovendien gelden zijn goede banden met Gül als bezwaar. Atalay maakt evenmin veel kans. Hij is belangrijk voor Erdogan vanwege zijn rol binnen het vredesproces met de Koerden, maar zijn populariteit binnen de AKP is verder niet erg groot. Blijft alleen de relatief onbekende Isler over. Hij werd pas vicepremier na de herstructurering van de regeringsbezetting afgelopen december, maar is zeer gehoorzaam aan Erdogan.
Vaste marionet Als het Isler wordt gaat het in ieder geval niet lang voor hem duren, want na de algemene verkiezingen zal hij ongetwijfeld plaatsmaken voor een meer ervaren naaste vertrouweling van Erdogan. Eerder werd nog verwacht dat Gül premier kon worden, maar de kans daarop lijkt momenteel even klein als een tweede presidentschap voor hem.
Er circuleren verschillende andere namen. Zoals de huidige buitenlandminister Ahmet Davutoglu en de vicevoorzitter van de AKP, Mehmet Ali Sahin. Zelfs Hakan Fidan, de huidige baas van de nationale inlichtingendienst MIT, wordt in geruchten genoemd als kandidaat voor het premierschap. Daarnaast valt de naam van Numan Kurtulmus. Hij kwam niet al te lang geleden van de Volksstempartij (HAS) over naar de AKP, waar hij vicepartijvoorzitter werd naast Sahin. Kurtulmus bleef op de achtergrond gedurende het rumoer van de laatste maanden, maar waarnemers vermoeden al langer dat Erdogan een bijzondere taak voor hem weggelegd ziet.
Grondwet Met Davutoglu, Sahin, Fidan, Kurtulmus, of een eventuele andere marionet als premier, zal Erdogan via een nieuwe grondwet alsnog een presidentieel systeem willen introduceren. In de huidige zetelverdeling heeft de AKP daarvoor net te weinig volksvertegenwoordigers. De komende algemene verkiezingen kunnen genoeg winst voor de AKP opleveren om de klus te klaren, maar Erdogan zal daar niet op gokken.
Hij zou afspraken over een nieuwe grondwet kunnen maken met de Koerdisch georiënteerde Partij voor Vrede en Democratie (BDP), waarbij toezeggingen over Koerdische autonomie het voor de hand liggende lokaas vormen.
Een andere mogelijkheid schuilt in een nieuwe verkiezingswet, waar Erdogan zich al eerder over heeft uitgesproken. Een gelijk aantal stemmen vertaalt zich voor de AKP dan in een groter aantal volksvertegenwoordigers. Precies wat nodig is voor een nieuwe grondwet en een presidentieel systeem.
Scheiding der machten Wordt dit scenario werkelijkheid, dan staan Turkije nog veel verrassingen te wachten. Verrassingen waar Erdogans tegenstanders nu al wakker van liggen. Hij zou bijvoorbeeld tot op bepaalde hoogte korte metten kunnen maken met de scheiding der machten, waar hij al vaker op gezinspeeld heeft.
Onafhankelijke staatsinstanties zijn een steen des aanstoots voor Erdogan. Zijn probleem met het Constitutioneel Hof noemde ik in mijn vorige artikel al. Daarnaast is Erdogan in een meningsverschil verwikkeld met de Turkse Centrale Bank. Hij wil de rente drastisch verlagen, aangezien de economische groei – waar zijn populariteit voor een groot deel op gebaseerd is – daarbij gebaat is. De Centrale Bank wil hier niet van weten omdat het extreme tekort op de handelsbalans er onbetaalbaar door zou worden.
Wanneer Erdogan als president de volmachten krijgt waar hij op uit is, dan zouden de Centrale Bank en het Constitutioneel Hof wel eens snel uitgepraat kunnen zijn. Verder kan hij als machtige president meer maatregelen doorvoeren die de seculiere status van Turkije in het geding brengen.
1 mei Zo ver is Turkije nog niet. De kandidaten voor de presidentsverkiezingen moeten zelfs nog officieel bekend gemaakt worden. Waarschijnlijk gebeurt dat binnen enkele weken. Eerst maar eens afwachten wat op 1 mei gaat gebeuren. Sinds 2009 staat de regering de viering van de Dag van de Arbeid weer toe, wat tot 2012 tot massale doch geweldloze bijeenkomsten leidde op het centrale Taksimplein in Istanbul. Taksim is de aangewezen plaats. Vooral omdat ook wordt herdacht dat scherpschutters en oproerpolitie daar op 1 mei 1977 34 dodelijke slachtoffers maakten.
Vorig jaar was Taksim verboden terrein voor demonstranten op 1 mei. Toen men toch op weg ging naar het plein greep de politie in met traangas en waterkannonnen. Het argument voor het verbod was de verbouwing van Taksim. Ondertussen is die voltooid, maar toch is het dit jaar weer verboden om op 1 mei op het plein samen te komen.
Dat Erdogan het verbod om de Dag van de Arbeid op Taksim te vieren persoonlijk benadrukte wekt de indruk van een provocatie. Erdogan weet dat uit de hand lopende demonstraties polarisering onder de bevolking in de hand werken en daar heeft hij iets mee. Goed mogelijk dat hij op zijn wenken bediend wordt, want verschillende organisaties lieten al weten het samenscholingsverbod op Taksim te negeren. Kan spannend worden. Wie komende week op vakantie gaat naar Istanbul is hierbij gewaarschuwd.
Peter Edel is schrijver van De diepte van de Bosporus, een politieke biografie van Turkije (Uitgeverij EPO, Antwerpen, 2012). Volg Peter Edel ook op Twitter.