Rapport WRR en SCP waarschuwt voor tweedeling in Nederlandse samenleving en spreekt van 'sociale sluiting' hoogopgeleiden
Er lijkt een sociale en culturele kloof te onstaan in de Nederlandse samenleving, tussen hoogopgeleiden – die zich steeds meer afzonderen en vooral onderling contact hebben – en de rest van Nederland. Dat is de meest opvallende conclusie van de tien ‘verkenningen’ die de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) vandaag presenteren in hun boek: Gescheiden Werelden?
Hoogopgeleiden zijn sinds de jaren zeventig en tachtig fors gegroeid als groep en maken inmiddels zo’n 30 procent van de bevolking uit. Volgens de onderzoekers is er bij deze groep sprake van ‘sociale sluiting’: hoogopgeleiden kijken neer op de cultuur van lageropgeleiden en trouwen en socializen het liefst met elkaar. Het ‘politiek zelfvertrouwen’ van deze groep is de afgelopen decennia sterk gestegen: ze staan ‘open’ ten opzichte van Europa en migratie, en geloven erin dat het ertoe doet wat zíj vinden en willen.
Lijnrecht daartegenover staan de laagopgeleiden, die met elkaar wantrouwen ten opzichte van de politiek delen, evenals een gebrekkig zelfvertrouwen en het gevoel dat hun sociaal-economische positie bedreigd wordt door de Europese eenwording en de globalisering. Hoewel laagopgeleiden de neiging om alleen met ‘gelijken’ om te gaan niet hebben, blijkt uit het onderzoek dat zij voor hun netwerk vooral afhankelijk zijn van hun eigen buurt en hun familie. Hoogopgeleiden hebben een ruimer netwerk dat ze vooral versterken en uitbreiden door hun werk – en daarnaast is hun vriendenkring losser en ‘functioneler’.
De meeste Nederlanders vallen volgens het rapport echter in de categorie die tussen deze twee groepen in valt:
Al met al kunnen we concluderen dat er in Nederland geen sprake is van een duidelijk gepolariseerd landschap met twee gescheiden sociaal-culturele blokken zonder overlap of tussenposities. Er is eerder een continuüm, met aan de uiter- sten twee herkenbare ‘families’, die men de universalisten en particularisten zou kunnen noemen. Tussen beide bevindt zich de meerderheid van de bevolking, die gematigde standpunten inneemt en soms trekjes vertoont van de ene familie en soms van de andere.