Onmisbaar opportunisme
• 28-03-2011
• leestijd 4 minuten
Ik ben niet principieel tegen opportunisme, noch privé noch in de
politiek. Maar doe niet net of het allemaal hoogdravend en doordacht is
Voor individuen is opportunisme een nuttig onderdeel van het dagelijks leven. Het helpt om snel mee te gaan met veranderde of veranderende omstandigheden. In de sociale wetenschappen is het concept van het wegwerken van cognitieve dissonantie niet onbelangrijk, het overbruggen van een spagaat tussen wat je weet of hebt beredeneerd en wat je doet. In de politiek en het publieke leven is het dagelijks leven voornamelijk opportunisme. Beter dan je erover op te winden is het om het te accepteren en waar mogelijk te analyseren.
Neem interventie in de binnenlandse zaken van een land. De mensen die in de jaren negentig opriepen om “iets te doen” in Joegoslavië waren degenen die de grootste tegenstanders bleken van interventie in Irak in 2003. Om maar iets te noemen, ik werd in dat jaar gevraagd om te debatteren met Marcel van Dam in het Lagerhuis. Toen ik de redactie vroeg om me alle materiaal te geven dat Van Dam had geproduceerd over Joegoslavië, hoorde ik nooit meer iets.
De tegenstanders van interventie in Irak zijn weer op volle kracht aanwezig als pleitbezorgers voor actie in Libië. Over Bahrein, Syrië of Ivoorkust hoor je ze niet. Laat staan voor de stille massamoord in Zimbabwe. Ik heb er wel begrip voor maar het zou fijn zijn als voor en tegenstanders niet zo hoog van de toren bliezen over fundamentele principes en internationaal recht. Voor de neocons in de VS gaat een zelfde soort verhaal op, maar dan omgekeerd. Tegen Joegoslavië (Clinton), voor Irak (Bush) en nu tegen Libië (Obama). Opportunisme? In elk geval kun je vaststellen dat Republikeinen tegen Democratische interventies zijn en Democraten tegen Republikeinse.
Een zelfde soort opportunisme geldt voor ‘nation building’ oftewel, ‘social engineering’ op landelijk niveau. In de jaren negentig waren Republikeinen kritisch over die naïeve Democraten die zomaar dachten dat ze landen konden helpen een democratische infrastructuur op te bouwen. Onder Bush waren het dezelfde kritici die de grootste ‘nation building’ excercitie aller tijden ondernamen, in Irak. Die critici geloven nu weer niet in het opbouwen van Afghanistan. Zoals de Nederlandse politici die kritisch waren over nation building, al of niet via ontwikkelingshulp, nu trappelen van ongeduld om in Afghanistan schooltjes te bouwen en onderdeel te worden van de Afghaanse geschiedenis. Waarom het daar ineens wel kan, of zou kunnen, blijft onverklaard.
Dichter bij huis. Private investeringen in grote openbare werken, zoals de Noord Zuidlijn of de Betuwe Route, om maar eens twee debacles te noemen, worden gemengd beoordeeld. Vrije markt adepten denken dat marktondernemingen dit soort projecten zonder kostenoverschrijdingen en met minder problemen zouden kunnen uitvoeren. Misschien, de praktijk doet daaraan twijfelen. Maar vooral zouden ze zoveel risicovermijdende punten inbouwen dat het onbetaalbaar en politiek onverkoopbaar zou worden. Stel je voor dat de Noord Zuid lijn officieel was aanbesteed als privaat project. Het zou nooit aangenomen zijn. Misschien is dat goed, maar het geldt voor ieder project. Als private deelname vereist wordt, zoals in de Betuwelijn die werd aangekaart door de Rotterdamse havenlobby (Maaij Weggen zei toen nog: er gaat geen schop de grond in zonder private investeringen), dan haken ze af als het erop aan komt.
Opportunisme. Ik heb indertijd de gemeenteraadsenquete naar de blunderbunker in Rotterdam van nabij gevolgd. Er was een hoop mis gegaan, maar ik concludeerde voor mezelf wel dat het goed is als een gemeente een eigen ingenieursdienst heeft en uitvoeringsorganen. Dan kun je tenminste een acceptabele begroting maken, met, inderdaad, soms wat risico’s die een markt onderneming niet zou nemen, maar die het project uitvoerbaar maken. Van de honderd projecten gaan er dan twee mis en daarover komt een enquete. Wat mij betreft dus niet te snel publieke investeringen door publieke organen afschrijven (hoewel de uitvoering in Amsterdam wel onder de loep mag). Opportunisme?
Terug naar buitenlandse politiek, het beleid van de grote gebaren. Nederland gooit een half miljard over de balk in Afghanistan en enige tientallen miljoenen in Libië terwijl, zoals het NOS journaal mooi in beeld bracht, defensie wordt uitgekleed en er de facto weinig van overblijft (kunnen politici nog eens kijken wat ook weer de Defensieverkenningen aanbevolen, het zwitserse knipmes met voor iedereen wat, en wat daarvan overblijft in deze praktijk?). Waarom doen we dat? Om aan tafel te mogen zitten bij de grote jongens. Omdat we, de meest absurdistische claim, deel zijn van de Afghaanse geschiedenis. Omdat we willen laten zien dat JSF speelgoed wel degelijk relevant is (via de F-16’s). Het zou deze regering, juist deze VVD regering, gesierd hebben als ze Defensie gevrijwaard hadden van bezuinigingen, desnoods door belastingen te verhogen. En daar komen we bij het meest opportunistische en tegelijk meest destructieve aspect van de politiek van vandaag: de weigering om alternatieven te vinden voor bezuinigen op belangrijke publieke diensten. Waarom? Omdat belastingen onbespreekbaar zijn en iedereen dat heeft geaccepteerd. Opportuun.
Ik ben niet principieel tegen opportunisme, noch privé noch in de politiek. Maar doe niet net of het allemaal hoogdravend en doordacht is. De CDA woordvoerder die minister Hillen verdedigt met de lamste excuses die mogelijk zijn, Maxime Verhagen, Leers, Rutte. Opportunisten, allemaal. Zonder dat als een ‘badge of honor’ te dragen kun je alleen maar vaststellen dat het blijkbaar niet anders kan. Wat wel anders kan is de onderkenning ervan. Laten we er gewoon frank en vrij over praten.
Dit artikel is eerder verschenen op het weblog
Amerika.nl