De afgelopen decennia zijn de nederzettingen verder uitgebouwd en wel in versnelde mate
De Veiligheidsraadresolutie 2334 die op de vooravond van de Kerst werd aangenomen is de zoveelste bevestiging van de toepasbaarheid van het internationaal recht op de door Israëll bezette Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem. De nederzettingen, ook die in Oost-Jeruzalem, “hebben geen juridische geldigheid” en vormen een “flagrante schending van het internationaal recht.”
De resolutie werd niet nipt aangenomen, maar met 14-0, met een abstentie in plaats van de gebruikelijke veto, van de Verenigde Staten. Het doet denken aan de stemverhouding bij de ‘adviserende opinie’ van het Internationaal Gerechtshof in Den Haag over de illegaliteit van de zogenoemde afscheidingsmuur in 2004. Dit oordeel werd toen door de rechters met 14-1 aangenomen, met een enkele stem tegen van de Amerikaanse rechter. Je kunt zeggen dat de huidige resolutie het morele gezag heeft van bijna-unanimiteit. Dat is in de huidige wereld nogal wat.
Des te relevanter is het om te kijken naar de praktische invulling van de resolutie. Wat zijn de tanden? De vorige resolutie van de VN Veiligheidsraad dateert van 1980. Indertijd werden staten opgeroepen “niet te voorzien in enige steun specifiek in relatie tot de nederzettingen in de bezette gebieden”. De afgelopen decennia zijn de nederzettingen echter verder uitgebouwd, en wel in versnelde mate, zoals Amnesty International in een verklaring na afloop van de aanvaarding van de huidige resolutie aangaf. Wel is er de afgelopen jaren internationaal meer discussie ontstaan over hoe het recht toe te passen.
De huidige resolutie biedt twee wegen. Artikel 5 roept alle staten op om in hun relevante bezigheden onderscheid te maken tussen het grondgebied van de staat Israël en de gebieden die in 1967 bezet zijn. Dit biedt onder meer ondersteuning aan het ‘labellen’ van producten uit de illegale West Bank nederzettingen. Artikel 4 roept op tot “affirmatieve stappen om de negatieve ontwikkelingen op de grond, die de twee statenoplossing in gevaar brengen, onmiddellijk terug te draaien”.
Je kunt dit laatste, met het urgente “onmiddellijk”, lezen als een legitimering voor een campagne van boycot, desinvestering en sancties jegens Israël met het oog op een beëindiging van de 50-jarige bezetting ten behoeve van de vestiging van een Palestijnse staat op de Westoever, in de Gazastrook en in Oost-Jeruzalem. Het valt na de resolutie te verwachten dat dit geweldloos drukwapen op bredere ondersteuning in de Palestijnse politiek kan gaan rekenen.
Op juridisch niveau kan de PLO en de Palestijnse Autoriteit aandringen bij het Internationaal Strafhof in Den Haag dat het onderzoek naar verdenking van oorlogsmisdaden door Israël versneld ter hand wordt genomen. In de Geneefse Conventies wordt de overplaatsing van inwoners van het moederland naar bezet gebied, hier de vestiging van Israëlische nederzettingen, als oorlogsmisdaad omschreven.
Israël lijkt zich ondertussen meer te voegen bij die politieke stromingen in de wereld die naast het tamboereren op anti-islamisme het internationaal recht willen marginaliseren, met Trump voorop. Deze heeft naar aanleiding van de resolutie al aangekondigd de VN anders te gaan benaderen, na eerder een verplaatsing van de Amerikaanse ambassade naar Jeruzalem te hebben aangekondigd.
Het trumpisme maakt graag gebruik van publicitair getinte provocatie. In dit geval lijkt zich dat te richten op politieke rugdekking voor een versneld doorgaan van de nederzettingenpolitiek. Stemmen in de Israëlische regering die zich gesteund weten door de komende Amerikaanse ambassadeur in Israël, roepen al op tot Israëlische annexatie van grote delen van de West Bank.
Meer dan ooit moet de internationale wereld de ondraaglijke afstand tussen het recht en zijn toepassing hier niet over zijn kant laten gaan.