Het is onverstandig dat het presidium van de Tweede Kamer een onderzoek laat instellen naar de relatie van oud-Kamervoorzitter Khadija Arib en het personeel van de Kamer. Dat zegt emeritus-hoogleraar Nederlandse politiek en parlementaire geschiedenis Joop van den Berg in de podcast Betrouwbare Bronnen.
“Het is heel vreemd dat er onderzoek wordt gedaan, anderhalf jaar nadat Arib het voorzitterschap heeft verlaten. Ze werd nu voorzitter van een parlementaire onderzoekscommissie. Dit wekt de indruk dat men zich daarmee wilde bemoeien. Als je niet oppast, gaat het personeel dan bepalen wie er voorzitter wordt van zo’n commissie. Maar dat is voorbehouden aan politici. Als het personeel problemen heeft, moet het zich wenden tot de griffier”, zegt Van den Berg. “Hier wordt arbeidsrecht en staatsrecht door elkaar gegooid en het eerste dreigt zelfs voorrang te krijgen. Terwijl de Tweede Kamer in eigen kring soeverein is - daar mag zelfs justitie zich niet mee bemoeien. Je hoort spreken over ‘een schrikbewind’, maar zolang er niet sprake is van een misdrijf, valt het onder de griffier en die moet zorgen dat het ophoudt.”
Dat dit jaar twee anonieme brieven zijn binnengekomen met klachten over Arib, is volgens Van den Berg niet relevant. “Anonieme brieven moet je terzijde leggen. Ik snap de door het presidium om advies gevraagde Landsadvocaat dan ook niet. Die zegt: ja, maar er waren in het verleden al meerdere klachten. Maar: daar is toen niets mee gedaan, dus waarom nu dan wel een onderzoek?”
De huidige Tweede-Kamervoorzitter Vera Bergkamp had Arib op tijd moeten inlichten, meent Van den Berg. Het lekte uit voordat Arib ervan wist. “Het presidium heeft er vier keer over vergaderd, dat maakt de kans op lekken groot.”
Van den Berg is net als Arib PvdA’er. Hij was fractievoorzitter in de Eerste Kamer en directeur van de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau van de PvdA. Hij kent Arib goed en erkent: “Khadija is geen lieverdje, ze heeft haar ambities en haar methodes van werken.” Maar, voegt hij eraan toe, Arib kreeg als Kamervoorzitter een opdracht mee. De Kamerorganisatie moest worden opgeschud. Er kwam een nieuwe griffier (Renata Voss), maar volgens Van den Berg ‘merkte Khadija al gauw dat zij van staatsrecht de ballen verstand had’. Voss vertrok dan ook binnen twee jaar. “Er was ook een griffier speciaal voor het constitutioneel proces, maar die was dan weer niet een heel sterke figuur. Je moet echt al een heleboel gezag hebben voordat je aan zo’n functie begint.”
Van den Berg vraagt zich af of de nieuwe griffier wel wist waar zij aan begon. “Al die managers die denken dat je van een organisatie als de Tweede Kamer een bedrijfsmatig georganiseerde tent kunt maken, die houden zich bezig met illusies. De Kamer is een heel slecht organiseerbare anarchie. Arib bemoeide zich met het werk van haar griffier en ik wil best aannemen dat ze daarin soms te ver ging, maar als je als Kamervoorzitter het idee hebt dat je griffier daar niet goed op haar plek zit, wat kun je dan anders dan je ermee bemoeien?”