Onderdak gezocht voor Syrische bleekneus
• 03-10-2012
• leestijd 3 minuten
Het Westen is het Midden-Oosten niet. Het gemak waarmee je in Irak of Syrië bij gezinnen kunt overnachten, bestaat hier amper
Mijn laatste interview ging over bleekneusjes, kinderen die in de Tweede Wereldoorlog naar het platteland werden gestuurd. Tijdens de Hongerwinter was dit een oplossing voor kinderen die ondervoed of zwak waren. Duizenden kinderen en jongeren werden maanden opgevangen door boeren in Drenthe en Groningen. Geheel belangeloos. Gewoon, omdat je in tijden van oorlog moet helpen.
Diezelfde dag voerde ik een gesprek met mijn vriendin in Damascus, Syrië. Het was een heftig gesprek over de oorlog, de angst voor de veiligheidsdienst en haar pogingen het land te ontvluchten. Toch was er een sprankje hoop. Na het verkrijgen van een visum voor de VS heeft ze een ticket naar New York geboekt. En ja, de vliegtuigen vliegen nog steeds, die van haar eind oktober. Inshallah.
Ken je mensen in New York, vraag ik haar. Mijn Syrische vriendin antwoordt dat dit het geval is. Mijn opluchting komt te vroeg. De weinige mensen die ze daar kent, willen haar bij nader inzien toch niet over de vloer hebben. “Te weinig ruimte of ze hebben er geen zin in,” vertelt ze somber. “Ik weet niet eens waar ik heen moet als ik geland ben.” Stomverbaasd over het feit dat haar kennissen niet willen helpen, vraag ik door.
Hoewel het ze het niet toegeeft, hoor ik dat ze bang is. Familie en vrienden blijven achter. De Syrische moet wel, nadat ze meerdere malen bedreigd werd door het regime. “Wat zal er van me terechtkomen? Ik heb nog nooit ergens anders gewoond, zonder mijn familie. Ik voel me nog een kind.”
Ik vraag of ik mee mag zoeken, maar mijn 22-jarige vriendin is trots en zegt dat dit niet hoeft. Ze heeft de aanslagen en vuurgevechten overleefd, dus een verblijfplaats in New York zoeken is dan helemaal makkelijk. Ik betwijfel haar optimisme en zet stiekem alvast wat lijntjes uit. Het Westen is het Midden-Oosten niet. Het gemak waarmee je in Irak of Syrië bij gezinnen kunt overnachten, bestaat hier amper. Ik leg haar de Westerse mentaliteit uit. Voor iemand die gewend is aan wasta’s (connecties) is dit een ‘ver van mijn bed show’.
Op dat moment denk ik terug aan de Tweede Wereldoorlog. Ik zie kinderen in treinen naar het Noorden vertrekken, niet wetende waar ze zullen belanden. Het enige dat ze wel weten, is dat het goed komt. Niemand zal hen in de kou laten staan. Voor de bleekneusjes werd gezorgd, pakweg 70 jaar geleden. Vervolgens denk ik aan mijn enige Syrische vriendin, op de vlucht voor de oorlog, moederziel alleen op het vliegveld van New York. Zal er iemand zijn die ja zegt? Iemand die haar in huis neemt en een paar dagen opvangt en te eten geeft? Iemand die haar kan uitleggen waar ze moet zijn om asiel aan te vragen? Iemand die haar moed inspreekt en zegt dat het goed komt? Iemand die het gemis van haar familie en vrienden in Damascus even doet vergeten? Ik hoop het.
Ondertussen huilt de wereld publiekelijk om het lot van de Syrische bevolking. Vluchtelingenkampen worden opgezet, de politiek discussieert over inmenging en stichtingen zamelen geld in. De stemming is eensgezind: we moeten ingrijpen, helpen, iets doen voor deze arme mensen.
Ze weet niet wat er gaat gebeuren. Ik ook niet. Misschien mag ze maar drie maanden blijven en wordt ze daarna teruggestuurd. Ik hoop in ieder geval dat er in New York iemand is die mijn Syrische vluchtelinge tijdelijk wil helpen. Niet door geld te storten op een rekening, maar door tijdelijk een individu op te vangen.
Want het kan toch niet zo zijn dat de wereld massaal huilt om Syrië, maar deze bleekneus op het vliegveld laat staan?
Dit
artikel verscheen eerder op de weblog van Brenda Stoter