Noodhulp vereist brede aanpak
• 09-07-2014
• leestijd 4 minuten
Pleisters plakken zonder structurele verbetering heeft weinig zin
Dat noodhulp tekort schiet is niet nieuw. De discussie die Artsen zonder Grenzen deze dagen voert, is van alle tijden. Je doet nooit genoeg en het kan altijd beter. Dat is zeker waar. Maar een ander belangrijk punt waaraan voorbij wordt gegaan, is dat noodhulp altijd binnen een lokale context moet worden gegeven. Pleisters plakken zonder structurele verbetering heeft weinig zin.
Als het gaat om hulp in fragiele staten, dan heeft hulp weinig zin, als er geen structurele verbeteringen aan gekoppeld worden. Een man of vrouw die noodhulp nodig heeft, moet meer krijgen dan een pleister en een voedselpakket. Ieder mens heeft recht op toekomstperspectief en een uitweg uit geweld, honger en structurele armoede. Als de condities niet verbeteren die tot de ramp leiden, heeft hulp dan zin? Want zonder structurele verbeteringen blijven mensen keer op keer afhankelijk van noodhulp en blijft het pleisters plakken, in Syrië, Congo, Zuid-Soedan en Mali.
De visie op noodhulp is de laatste decennia veranderd. Vroeger was het ‘pleisters plakken’ een op zichzelf staand doel. Om het maar bot te zeggen: er was een ramp, we gingen er heen, verleenden noodhulp en gingen weer weg. Maar vandaag de dag worden we geconfronteerd met een groot aantal complexe rampen, die een brede aanpak vereisen. Door een combinatie van geweld en langdurige droogte of juist heftige regens. Het is dan van levensbelang om binnen de context van een land of regio naar de ramp te kijken. Om door middel van rampenpreventie in te spelen op steeds weer terugkerende natuurrampen. Vang regenwater op om droge periodes het hoofd te kunnen bieden. Verbouw gewassen die beter bestand zijn tegen bepaalde weersomstandigheden. Bouw stevige shelters daar waar keer op keer orkanen een land aandoen.
Daarnaast zijn er de incapabele leiders die hun land in de afgrond storten. Interne onrust en geweld maken het hulporganisaties lastig om mensen te bereiken en adequaat op te treden. Het is een illusie te denken dat non-gouvernementele organisaties (ngo’s) hier het antwoord zijn op alle problemen. Om hier daadwerkelijk mensen te kunnen helpen, kunnen ngo’s niet zonder de steun en de bemoeienis van de internationale gemeenschap. Het is lastig geld inzamelen voor een humanitaire ramp die door een interne strijd is ontstaan. De geefbereidheid bij donateurs is hiervoor klein.
De internationale gemeenschap moet ook oplossingen zoeken voor het dichten van de kloof tussen arm en rijk. Juist in de midden-inkomens landen wordt deze alleen maar groter. Pak die problemen aan samen met het maatschappelijk middenveld. Want zolang rechten van mensen worden geschonden en het verschil tussen arm en rijk alleen maar groter wordt, maak je groepen mensen extra kwetsbaar voor rampen. Daarom helpen onze partnerorganisaties van ICCO en Kerk in Actie slachtoffers van rampen met het verkrijgen van nieuwe identiteitspapieren, zodat zij kunnen aantonen dat ze recht hebben op een stuk land of een nabestaandenuitkering. Het opkomen voor rechten van slachtoffers van rampen, is belangrijk voor de toekomst van een land.
ICCO en Kerk in Actie koppelen noodhulp aan langere termijn doelen, oftewel: building back better. Wij werken samen met lokale organisaties die al jaren actief zijn in een regio of land. Vaak via ons internationale netwerk, ACT- Alliance, waarvan driekwart van de leden uit ontwikkelingslanden komt en een kwart van de leden uit de rijkere landen. De lokale organisaties waren al actief voor de crisis, verstrekken noodhulp tijdens de crisis en blijven daarna werken aan de opbouw van een gebied. Het feit dat deze lokale hulpverleners geen witte jassen met logo’s dragen, wil niet zeggen dat ze daarom minder belangrijk werk doen. Ze zijn alleen wat minder zichtbaar voor het Westerse oog.
Werken in conflict- en rampgebieden brengt gevaren met zich mee. Organisaties worden geconfronteerd met moeilijke afwegingen tussen hulp verlenen aan degene die het nodig hebben en zorgen dat werknemers veilig hun werk kunnen doen. In de westerse wereld lijkt het alsof risico’s steeds minder worden geaccepteerd. Vaak zie je dat het aantal buitenlandse hulpverleners in een crisissituatie snel wordt teruggebracht. Als een ontwikkelingswerker omkomt in het noodhulpwerk, wordt automatisch aangenomen dat de werkgever fouten heeft gemaakt. Maar noodhulpwerk brengt nu eenmaal risico’s met zich mee.
Lokale hulpverleners wonen al in een gebied. Zij hebben er een gezin, een baan en kennen de samenleving. Daarom blijven zij relatief vaak doorwerken tijdens een crisis. De hulp in Syrië wordt vooral via lokale hulpverleners en kerken verstrekt. Ook voor hen is dat met gevaar voor eigen leven, zo blijkt helaas uit de cijfers. Met veiligheidstrainingen probeer je als organisatie je mensen zo goed mogelijk voor te bereiden op potentieel gevaarlijke situaties. Vorige week nog kreeg het personeel van het ICCO- kantoor in Juba, Zuid-Soedan, zo’n training.
De complexe crises die vandaag de dag plaats vinden, vragen om complexe oplossingen. Het plakken van een pleister en het uitdelen van een voedselpakket bieden alleen maar korte termijn oplossingen. Maar slachtoffers van rampen en oorlogen zijn gebaat bij visie en structurele veranderingen. Hulporganisaties spelen daarin een rol, maar kunnen niet zonder de inbreng van het maatschappelijk middenveld in een land, evenals de steun van de internationale gemeenschap. Het is voor veel mensen wereldwijd van levensbelang dat deze discussie wordt gevoerd.