Zwarte Piet als racisme bestempelen is een vorm van cultureel imperialisme
Om te laten zien hoe racistisch Zwarte Piet allemaal wel niet is, stuurde Sunny Bergman een paar Pieten een Londens park in om daar pepernoten uit te delen. Het resultaat is in haar documentaire Zwart als Roet te zien.
Het publiek reageert verbijsterd tot agressief op deze blackface-vertoning. Tot aan het eind van de jaren zeventig zond de BBC-televisie nog blackface shows uit zonder dat veel mensen zich daar erstig om bekreunden. Wie niet beter weet, zou inderdaad denken dat een paar idioten op het idee zijn gekomen om die traditie nieuw leven in te blazen.
Blackface is een onlosmakelijk onderdeel van de minstrel shows zoals die waarschijnlijk al sinds de jaren dertig van de negentiende eeuw in de Verenigde Staten werden opgevoerd. Blanke artisten schminkten zich zwart en brachten een programma dat sterk wortelde in de muziek en zang van de slaven op de plantage. Ook speelden zij sketches, waarin zwarten werden neergezet als lui, suffig en soms ook leep. Een beetje zoals domme August, de clown die uit de Duitse circustraditie komt. Die minstrel shows trokken al in de negentiende eeuw ook in Engeland volle zalen. Het is geen wonder als je met zo’n referentiekader Zwarte Piet beschouwt als een racistische karikatuur. Tegenstanders van Zwarte Piet gebruiken dan ook de verbijstering, de bevreemding en de agressie die Zwarte Piet in de Angelsaksische cultuur oproept om hun punt nog eens extra aan te zetten: de knecht van sint deugt niet.
Met haar experiment in het Londense park deed Sunny Bergman denken aan mijn overleden stadgenoot B.W.Th. Van Slobbe (1882-1956), die in de jaren dertig zes jaar lang gouverneur was van het eiland Curaçao.
Karwats Al kort na zijn aantreden werd hij geconfronteerd met een subversief geacht verschijnsel, het tambú.
Leden van de deftige handelselite en verontwaardigde pastoors stelden hem op de hoogte van zedeloze feesten die door de bevolking werden aangericht. Je kon ’s nachts op de veranda uit de volksbuurten soms de Afrikaanse ritmes horen die op traditionele trommen, niet voor niets ook tambú geheten, werden geslagen. Met daarbij gelach en flarden gezang. De overheid had deze tambú altijd al bestreden, daarbij gesteund door de kerk. Er was in de jaren twintig zelfs een pastoor die zodra hij de trommen hoorde, op zijn paard kwam aangereden om de feestgangers met een karwats uiteen te slaan. Van Slobbe was geneigd hiernaar te luisteren. Als echte Schiedammer weet ik dat zijn achternaam duidt op een katholieke afkomst. Van Slobbe was inderdaad zeer gelovig en steunpilaar van de roomse zuil. Ook had hij carrière gemaakte in het leger, zodat orde en discipline hem zeer maar dan ook zeer aanspraken. De nieuwe gouverneur ging echter niet over een nacht ijs en liet een tambú-feest voor zichzelf aanrichten. Daar maakte hij kennis met de Curaçaose dans, die rechtstreeks wortelt in Afrikaanse tradities: je voeten op de grond, alles vanuit de heup. Van Slobbe aanschouwde dit. Hij zag de heupbewegingen. Hij wist met zijn katholieke achtergrond meteen: dit is seks, dit is hoerdom. Dit is losbandigheid. Dit is barbarij. Deze tambú stond het beschavingsproces op de Antillen in de weg. Hij kondigde een volledig verbod op het instrument af dat door hemzelf en zijn opvolger Wouters strikt werd gehandhaafd. Het werd pas in 1952 opgeheven, maar het duurde tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw tot het tambú-feest erkend werd als een centraal element in de Curaçaose cultuur en een traditie was om zeer trots op te zijn.
Cultureel imperialisme
Van Slobbe beoordeelde een cultuuruiting met een Afrikaanse achtergrond op grond van zijn roomse normen en waarden. Hij deed dat ongetwijfeld met de beste bedoelingen maar het resultaat was onderdrukking van een centraal element in de Curaçaose cultuur en een diepe vernedering van de bevolking, die werd gecriminaliseerd omdat ze op een Afrikaanse manier wilde dansen en zingen. Je kunt het ook negatiever benaderen: Van Slobbe liet een staaltje zien van het cultureel imperialisme dat een onlosmakelijk onderdeel is van het kolonialisme. Zo heeft ook de demonisering van Zwarte Piet als racistisch verschijnsel iets van cultureel imperialisme. Het is een nieuw element in de Amerikanisering van de Nederlandse cultuur.
Dit is tambú van het soort dat Van Slobbe te zien kreeg. En dit is een moderne versie.
Lees ook ‘Tambú, de legale en kerkelijke Repressie van Afro-Curaçaose Volksuitingen’, het proefschrift van Rene V. Rosalio. Walburg Pers. ISBN 90.6011.987.8