'Nederlandse overheid en baggeraars schonden milieu en mensenrechten Egypte'

Zowel de Nederlandse overheid als baggeraars Boskalis en Van Oord hebben bij de uitbreiding van het Suezkanaal in Egypte te weinig rekening gehouden met mensenrechten en met het milieu. Dat is de conclusie van Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO).

Samen met nog twee ondernemingen hebben de Nederlandse baggeraars in minder dan een jaar tijd voor verdieping en verbreding van het Suezkanaal gezorgd om de vaargeul geschikt te maken voor zeeschepen. Om tot die recordtijd te komen, werd volgens SOMO geen onderzoek gedaan naar de impact op het milieu en de omwonenden, tegen alle internationale afspraken in.

De werkzaamheden vonden plaats in 2014 en 2015 en waren een prestigeproject van de Egyptische president Sisi. Maar liefst 500 Egyptische families werden omwille van het kanaal uit hun huizen verdreven, zonder dat zij op hun rechten zijn gewezen. Volgens richtlijnen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) hadden de baggeraars dat wel moeten doen. Ook hadden zij de opdrachtgever moeten aansporen de gedupeerden schadeloos te stellen, maar ook dat is niet gebeurd.

De Nederlandse overheid was als kredietverzekeraar betrokken bij het project. Uit het onderzoek van SOMO blijkt echter dat het ministerie van Financiën de kredietaanvraag heeft goedgekeurd, zonder dat er een sociale- en milieueffectenrapportage bestond.

De firma Boskalis wijst alle kritiek van de hand. Volgens een woordvoerder stonden er geen huizen in het gebied op het moment dat Boskalis bij het project betrokken werd. ‘Als die er gestaan hebben, waren ze al verdwenen.’ Ook zegt de woordvoerder dat er wel degelijk een effectenrapportage is opgesteld.

De door SOMO vastgestelde overtreding heeft evenwel geen gevolgen voor de betrokken partijen. Wel dringen zij er bij zowel de baggeraars als de Nederlandse overheid op aan in de toekomst de normen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen na te leven.