In het essay ‘Rijk geschakeerd’ waarschuwt Kim Putters, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), dat Nederland nog lang niet klaar is voor de participatiesamenleving.
Zo wordt onder meer gewaarschuwd voor een uitholling van onze democratie:
Het vraagstuk van de democratie ontbreekt teveel in de politieke en publieke discussie. Regionale samenwerking op het gebied van zorg kan leiden tot net zo’n democratisch gat als bij de EU. Om dat te voorkomen zijn goed geëquipeerde gemeenteraden nodig, met kennis van zaken. Colleges moeten plannen beter en tijdiger voorleggen, zeker als er regionaal afspraken gemaakt gaan worden. Daarbij is bovendien een kritisch controlerende en aanwezige lokale pers nodig.
Sociale grondrechten spelen volgens het SCP nauwelijks een rol in de dialoog van de lokale politiek met de burger over normen voor bestaanszekerheid:
Burgers in Nederland hebben recht op zorg en zekerheid, dat zijn sociale grondrechten. Het rijk stelt daarover niet meer de basisnormen, dat moet de lokale politiek nu met inwoners doen. Gemeenten moeten zich daarbij ook afvragen wat voor overheid ze willen zijn: wil je in de toekomst bevoogden dat iemand voor zijn moeder of buurvrouw moet zorgen – opgelegde vrijwilligheid – of blijft het bij een moreel appel daarop? Dat laatste vraagt om goede afstemming met professionele zorg, die ook als achtervang aanwezig moet zijn. Er gaat verschil ontstaan. Op de ene plek krijg je een scootmobiel bij astma en elders niet. De ene gemeente zorgt voor mensen met psychische problemen, de ander niet of beter. De vraag is hoe het rijk daarop zal reageren: nieuwe regels, of ondersteuning waar ongerechtvaardigd verschil ontstaat?
Verder waarschuwt het SCP dat zorg niet automatisch in goed geregeld is in de participatiesamenleving. Het signaleert vijf risico’s:
Uit de Wmo wetsevaluatie 2010-2012 blijkt dat gemeenten de nieuwe zorgtaken volop oppakken en het geld besteden aan het bevorderen van participatie en zelfredzaamheid. Al is niet altijd scherp geformuleerd wat dat is. Wel zijn er risico’s gesignaleerd in de praktijk. In de eerste plaats is niet elke ambtenaar opgeleid met een kruip in de huid van de burger mentaliteit. In de tweede plaats is daarvoor ook kennis nodig over wat sommige mensen aankunnen of nodig hebben. Deze kennis, bijvoorbeeld over mensen met psychische beperkingen, is er niet altijd. In de derde plaats worden de aannames rond de beschikbare mantelzorg te positief ingeschat. Niet ieder familielid of iedere buur is in staat om bovenop het werk ook nog te mantelzorgen. Dit komt daardoor vooralsnog op steeds dezelfde schouders neer. De beperkingen in tijd en geld zijn – ten vijfde – de komende tijd een groot risico voor de eerste fase van invulling en uitvoering van de decentralisaties.
Het leidt tot de vraag of we er niet teveel van verwachten:
We moeten namelijk nogal wat. We zien dat de stapeling van werken, zorgen en andere vormen van meedoen tot fricties in de levensloop kunnen leiden. Van gemeentebesturen wordt kennis verwacht over doelgroepen en hun mogelijkheden, maar ook de vaardigheid om in dialoog tot passende oplossingen te komen. Veel komt nu echter neer op vaak dezelfde groep werkenden en mantelzorgers. Kennis over de (on)mogelijkheden is nodig om tegenwicht te bieden aan onrealistische verwachtingen. Het redeneren vanuit de kracht van mensen kan ook de acceptatie van kwetsbaarheden en beperkingen wegduwen.