Misbruik
• 10-10-2012
• leestijd 2 minuten
Wij ouders en Job, een gehandicapt kind, vertrouwen hulpverleners. We vinden ze lief. We kunnen niet anders
Ik leer mijn gehandicapte zoon (8) dat mensen lief zijn. Omdat hij ze bij alles wat hij doet, elke dag, nodig heeft. ‘Geef maar een knuffel, Job.’ En dan doet hij dat. Slechte ervaringen heeft hij niet. Het enige trauma van mijn zoon is de glijbaan. Ooit ging hij in het zwembad met zijn vader te hard en voor zijn gevoel bleef hij te lang onder. Huilend liet hij zich door mij uit het water tillen. Sindsdien is de glijbaan ‘nee’.
Krantenberichten lezen over seksueel misbruik van gehandicapte kinderen doet me zo veel pijn dat ik het met één oog dicht doe. Eigenlijk wil ik het niet weten. Het is onverdraaglijk.
Ik leer de mensen dat mijn zoon lief is. Opzat ze niet bang voor hem zijn. ‘Geef Job maar een knuffel.’ En dan doen ze dat. Dat een kus op de mond niet netjes is, heb ik Job al geleerd. Met in mijn achterhoofd de gedachte dat iemand dat, ooit, wel eens verkeerd zou kunnen interpreteren.
Maar mijn zoon heeft de verstandelijke vermogens van een kind van drie. Die vindt alles wat met tongen te maken heeft, grappig. Hij zal het niet, nooit, begrijpen. Het gebrek aan capaciteit om zich te realiseren wat goed en niet goed is, maakt kinderen als Job zo verdomde kwetsbaar. Maar één slechte ervaring is genoeg voor een trauma en een ‘nee’ voor de mensen.
Als ik de krantenkoppen zie, neem ik me voor dat Job thuis blijft wonen tot hij 83 is. Tegelijkertijd weet ik dat ‘het’ overal kan gebeuren. Op school, in de taxi, tijdens zwemles. Mijn kind zit in de hoek waar de klappen vallen. In een wereld waar fragiele kinderen de gemakkelijkste slachtoffers zijn van hufters met verkeerde bedoelingen.
In mijn huis lopen, als ik er niet ben, verschillende oppassen rond. Elke ochtend schuif ik Job in een rolstoelbusje zonder toezicht. In het zwembad drijf ik niet naast hem. Ook daarom kan ik de krantenberichten niet met twee ogen lezen. Zou ik tot me laten doordringen wat er echt staat, dan heb ik geen leven meer. Ik, mijn man en mijn zoon leven bij de gratie van de welwillende verzorgers. Dankzij hen kunnen we bestaan zonder gek te worden van het feit dat we sinds Jobs geboorte eigenlijk alle drie gehandicapt zijn. We vertrouwen ze. We vinden ze lief. We kunnen niet anders.