De criminaliteit is al jaren gelijk en de straffen zijn hier relatief hoog. Strafminima hebben alleen negatieve effecten
Het te vormen kabinet zou overeen zijn gekomen in Nederland minimumstraffen in te gaan voeren. Joost Eerdmans schreef er onlangs over op deze pagina. Om het volk rijp te maken voor een dergelijke ingreep dient er eerst een probleem te worden voorgeschoteld: welnu, de stelling is dat de criminaliteit de pan uitrijst en dat rechters te laag straffen. Beide stellingen zijn onwaar.
Blijkens cijfers van het CBS blijven de criminaliteitscijfers al jaren min of meer gelijk, en de straffen in Nederland zijn verhoudingsgewijs juist erg hoog, terwijl van die opgelegde straffen een relatief groot gedeelte effectief dient te worden uitgezeten. Door het poneren van de onware stelling creëren politici zelf het probleem om vervolgens als een reddende engel met een oplossing te kunnen komen, volksverlakkerij dus.
De wetgeving is ook niet ingericht voor de toepassing van minimumstraffen. Zo bestaat er geen gedetailleerde regeling van strafverminderende en strafverlichtende omstandigheden. Bij oplegging van een wettelijke minimumstraf zou de ruimte voor de rechter om rekening te houden met de bijzondere omstandigheden van het geval of de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in grote mate worden beperkt. Dat laatste lijkt tevens in strijd te zijn met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. En wat te doen met de straffen op voorbereiding, poging en medeplichtigheid?
Het verplicht opleggen van een minimumstraf doet ook afbreuk aan de terechte oproep van de maatschappij aan rechters om beter te motiveren. Er is immers niets meer te motiveren, omdat de minimumstraf ongenuanceerd geldt voor iedereen, die met welke achtergrond dan ook, om welke reden dan ook, op welke leeftijd dan ook en op welke wijze dan ook, aan een bepaalde delictsomschrijving voldoet.
Enkele andere effecten mogen niet onbesproken blijven. De huidige bevoegdheid van de officier van justitie om zelf te bepalen welke zaken hij vervolgt, zou moeten veranderen. Dat geldt ook voor het beginsel dat de rechter gebonden is aan de tenlastelegging zoals die door de officier van justitie is opgesteld. Een systeem van strafminima zou er immers toe kunnen leiden, dat het Openbaar Ministerie de rechter dwingend kan sturen doordat het vrij is de omvang van het strafproces te bepalen door de wijze van ten laste leggen.
Voorts beschikt het Openbaar Ministerie door het huidige opportuniteitsbeginsel ook over vele mogelijkheden een strafzaak buiten geding af te doen. Het OM en niet de rechter bepaalt dus of iemand wordt gestraft en zo ja, hoeveel straf iemand krijgt. Een effect zou kunnen zijn dat de mogelijkheid tot plea bargaining geopend zou worden. Het kan voor de verdachte immers interessant zijn afspraken te maken met het Openbaar Ministerie over de wijze van ten laste leggen om de wettelijke minimumstraf te voorkomen.
In ons land zijn al talrijke strafverhogende maatregelen genomen. Ik noem de algemene recidivebepalingen, die de maximumstraffen met een derde verhogen. Nog in 2006 zijn vele strafmaxima verhoogd en is het algemene maximum van de tijdelijke gevangenisstraf verhoogd van twintig naar dertig jaren.
Politici komen met een verkeerde oplossing voor een niet bestaand probleem. Wanneer de politiek de strafmaten nog verder wil beïnvloeden kan dat veel beter door voor het OM stringente, vastomlijnde en openbare richtlijnen te maken met betrekking tot de te vorderen vrijheidsstraffen. Dit lijkt in ons systeem ook de staatsrechtelijk juiste weg om de rechter te beïnvloeden. De rechter zal van die gevorderde straffen dan alleen gemotiveerd mogen afwijken. Bovendien kan de rechter dan rekening blijven houden met verlichtende en verzwarende omstandigheden, waardoor hij een op het specifieke geval en de persoon van de dader toegesneden genuanceerde straf mag blijven opleggen.
Hans de Doelder is hoogleraar strafrecht en strafprocesrecht aan de Erasmus Universiteit RotterdamDit artikel is eerder verschenen in Trouw