Ik werd door Llink vriendelijk bedankt voor mijn tips en heb verder nooit meer iets vernomen. Wel volgde ik op afstand hoe Llink zich ontwikkelde. Daar werd ik minder vrolijk van.
Mijn link met Llink. Het begon in mijn herinnering met een initiatief van Aad van den Heuvel en Walter Etty. Ze noemden hun initiatief eerst De Nieuwe Omroep (DNO) en daar werd ik toen vrolijk van. Eindelijk weer eens wat nieuws in omroepland met eigentijdse thema’s en het vizier op de globalisering.
In eerste instantie mislukte hun poging om tot het reeds vermolmde bestel toe te treden. Ik vond dat onterecht. Bij het Mediadiner in Leiden (bestaande uit een groep mensen uit alle hoeken van de media) deden we de discussie over het wel of niet toelaten van De Nieuwe Omroep nog eens dunnetjes over. Door een toeval waren bijna alle partijen daarbij aanwezig. Etty, mensen van de Raad voor Cultuur, Inge Brakman van het Commissariaat voor de Media en de verantwoordelijke ambtenaren. En toen ik aan het einde aan alle aanwezigen vroeg of men van mening was dat DNO toch had moeten worden toegelaten zei een aanzienlijke meerderheid ja.
In tweede instantie kreeg De Nieuwe Omroep alsnog een kans om zich in Hilversum waar te maken. Anna Visser, die het initiatief via het internet in leven had gehouden, werd de nieuwe directeur. Omdat ik verstand heb van het opzetten van een nieuwe omroep (Radio Rijnmond) en ook het Hilversumse wereldje goed meen te kennen, bood ik aan om een soort introductiecursus voor het nieuwe personeel te houden. Ik stuitte daarbij om veel jeugdig enthousiasme, maar ik schrok van het gebrek aan kennis op het gebied van omroepmanagement en journalistiek inzicht. Daarom adviseerde ik om ten minste twee ervaren krachten aan te trekken, namelijk iemand die financieel van wanten wist en een goede jurist. “De Hilversumse cultuur zit geraffineerd in elkaar. Voor je het weet worden jullie ‘in het pak’ genaaid”, waarschuwde ik. Het kan geen kwaad om je te voorzien van mensen die over de nodige ervaring bij de Publieke Omroep beschikken. Daarna werd ik vriendelijk voor mijn tips bedankt en heb verder nooit meer iets van wat toen Llink was gaan heten, vernomen.
Wel volgde ik op afstand hoe Llink zich ontwikkelde. Daar werd ik minder vrolijk van. Stilletjes hoopte ik op een nieuw soort culturele revolutie zoals ik zelf in de jaren zestig bij de VPRO had mogen meemaken. Maar ik vond de programmering – een enkele uitzondering daar gelaten – te weinig spraakmakend en onderscheidend. Llink kwam vooral door interne ruzies in het nieuws. Stromingen die met elkaar over hoop lagen. Oninteressant om lang bij stil te staan. Ik maak me vooral druk om de inhoud van het aanbod.
Begin dit jaar begreep ik dat het er om ging spannen. Het ledental zou worden getoetst en er waren nieuwe kapers op de kust uit de hoek van De Telegraaf. Ik werd lid van Llink en nam contact met Tanja Lubbers op, die ondertussen de leiding in handen had genomen. Zij deed wat ze kon, maar toen bleek nogal plotseling dat er een tekort van 1 miljoen euro (bron: Volkskrant) was ontstaan. Ook was niet duidelijk of er genoeg leden waren om aan de wettelijke vereisten te voldoen.
Voor de tweede keer bood ik mijn diensten aan. Ik richtte de actiegroep ‘Llink moet blijven’ op. Het was niet moeilijk medestanders te vinden. Ik noem Jort Kelder, Aldith Hunkar, Vincent Bijlo, Kees Moeliker, Aad van den Heuvel, Frédérique Spigt en Geert van Kesteren. Ze stonden de pers te woord, zaten in talkshows en een opiniestuk over Llink werd door de Volkskrant en NRC Handelsblad geweigerd, omdat het teveel propaganda zou zijn. De wereld op zijn kop. Wel uitvoerig schrijven over rechtse initiatieven als ‘Geen Stijl’ en ‘Wakker Nederland’, maar een stuk met argumenten en zelfkritiek over Llink niet plaatsen. Mijn idee om met een actie van ‘Llink moet blijven’ in de Llink-programmering in te breken durfde de Llink-leiding niet aan. Het bleef bij een filmpje via het internet, uiteraard met veel minder impact.
Ik vond het schokkend te ervaren dat een flink deel van de Llink-programmering was uitbesteed aan externe producenten zoals IDTV die min of meer over de inhoud beslisten. Dat zie je bij de hele Publieke Omroep. Waar het om gaat (en waar men van het rijk geld voor krijgt), het maken van originele en goede programma’s, wordt steeds meer aan derden overgelaten. De bakker bakt niet langer zijn eigen brood. Hilversum bestaat steeds meer uit commercieel gericht management, heel veel overhead en ondersteunende diensten, maar de core business hangt er een beetje bij.
Hoe meer de tijd verstreek, des te groter leken de problemen bij Llink te worden. Weliswaar werd het ledental gehaald, maar de kritiek spitste zich verder toe op twee punten: 1. Het vermeende financiële wanbeleid. 2. Het feit dat de programmering niet onderscheidend genoeg was. Men sprak van onvoldoende toegevoegde waarde.
In overleg met de leiding van Llink stelde ik een aantal adviezen op. Die kwamen hierop neer: 1. Erken de gemaakte fouten en communiceer dat Llink met een schone lei wil beginnen. 2. Trek daarom een aantal deskundige, nieuwe, jonge (en niet alleen witte) mensen aan die niks met de fouten uit het verleden te maken hebben. Ik benaderde een aantal goede kandidaten, die bereid waren die rol te vervullen. 3. Maak een meerjarenplan vol met bruisende ideeën, het toppunt van toegevoegde waarde, en corrigeer het financiële wanbeleid. Werk, zo stelde ik voor, met echte Llink jaarthema’s. Denk aan de ‘In Europa formule’ van Geert Mak. Benader Herman Wijffels om een thema op TV uit te dragen. Maak een wekelijks Wereldjournaal als tegenhanger van het NOS Journaal. Maak alle programma’s weer zelf. Met veel nieuwe talenten. Organiseer brainstormsessies om tot de beste ideeën te komen. En neem met minder zendtijd genoegen, om te helpen het ontstane tekort in te lopen. 4. Leg bij je strategie niet het accent op een Plasterk-lobby, maar op een juridische strategie. (Maak een top-meerjarenplan en ga in beroep tegen een eventuele afwijzing van dat plan)
Vervolgens werd ik eerst aan het lijntje gehouden en daarna hoorde ik niks meer. Tanja Lubbers was zo wijs plaats te maken voor een nieuwe opvolger. Hulde. Hoewel ik gepolst was voor een bestuursfunctie bij Llink werd daar niet meer op teruggekomen. Ik hoorde dat er een Rabo-topman als voorzitter was aangetrokken. En toen ik het conceptmeerjarenplan ontving zonk de moed me helemaal in de schoenen. Het was heel lang, heel erg standaard, heel keurig, maar als het iets niet uitstraalde, dan was het wel oprechte zelfkritiek, briljante programma-ideeën en het enthousiasme om met een schone lei met de Llink idealen de toekomst tegemoet te gaan. Llink kenmerkte zich door een klimaat van eigenwijsheid en bangigheid. Ik dacht nog maar één ding: Wat een gemiste kans.
Juist in een crisistijd, die gekenmerkt wordt door grote mondiale problemen, is er behoefte aan een omroep als LLink, maar het lukt Llink niet de progressieve mediaminister daarvan te overtuigen. Nee, de minister geeft De Telegraaf en zijn achterban en handlangers geld en zendtijd om het Llink-gat te vullen. Uitgerekend ‘De Telegraaf’ die jarenlang het omroepbestel verketterd heeft. Gekker kan het niet.