Als de overheid al bij zoveel van onze consumentenkeuzes meekijkt en als onze vleesconsumptie zo schadelijk is, waarom is staatssecretaris Van Dam dan zo pertinent tegen een vleestaks?
Dinsdag publiceerde het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) een rapport waarin de regering werd opgeroepen om vleesconsumptie duurder te maken. De argumenten? Teveel vlees is ongezond en de bioindustrie is een van de grootste vervuilers.
Donderdag stond in de Volkskrant het vlotte antwoord van de verantwoordelijke bewindspersoon, sociaaldemocraat Martijn van Dam. Van Dam wond er geen doekjes om. Hij zag het nut van een vleestaks niet en hij vond het afraden van vleesconsumptie geen taak voor de overheid: wij staan niet in de keuken mee te kijken. Met andere woorden: de overheid moet niet aan de soevereiniteit van de kiezende consument komen.
Daarmee gaat Van Dam wel heel makkelijk voorbij aan de verregaande mate waarin de overheid wel meekijkt met onze woningkeuze, benzinekeuze, de keuze van onze versnaperingen en onze rookwaren. Als je het eenmaal weet, zie je het overal: via heffingen en belastingen is de overheid constant bezig gewenst gedrag te bevorderen en ongewenst gedrag te bestrijden. Minder roken, minder drinken, meer loodvrije benzine, meer koopwoningen, meer schulden – als het aan de overheid ligt is dat wat wij moeten doen. En het werkt: door het “slechte” meer te belasten dan het “goede” is de overheid er in geslaagd ons massaal te laten overstappen naar loodvrije benzine, ons te laten afkicken van onze tabaksverslaving en ons te veranderen van een volk van huurders in een volk van huiseigenaren. Alleen met die alcoholconsumptie wil het nog niet vlotten.
Anders dan Van Dam doet voorkomen, is dat niet de bemoeizuchtige overheid van weleer. Gestoeld op de nieuwste inzichten uit het hersenonderzoek en de psychologie doet het al een aantal jaren internationaal de ronde onder de noemer “libertair paternalisme”. Ja, er is sprake van overheidsbemoeienis maar die beperkt zich tot licht sleutelen aan de relatieve prijsverschillen tussen gewenste en ongewenste consumptie en is dus verenigbaar met die kennelijk zo door Van Dam gekoesterde consumentenvrijheid. Het is de wortel, niet de stok, die de overheid gebruikt.
Als de overheid al bij zoveel van onze consumentenkeuzes meekijkt en als onze vleesconsumptie zo schadelijk is, waarom is Van Dam dan zo pertinent tegen een vleestaks? Ik kan twee antwoorden bedenken. De eerste is dat Van Dam zich in zijn korte carrière als staatssecretaris al zozeer het narratief van de bioindustrie heeft eigengemaakt, dat hij alleen nog maar als belangenbehartiger ervan kan optreden. De tweede is dat Van Dam’s rabiate marktdenken illustreert hoezeer de PvdA zich heeft uitverkocht aan haar coalitiepartner. Keuzevrijheid, consumentensoevereiniteit en marktwerking als grootste goed, waar de rest – welzijn, milieu, gezondheid – achteloos aan mag worden opgeofferd. Ik weet niet wat erger is.
Gelukkig is Van Dam binnenkort bewindspersoon af en kan de kiezer op 15 maart zelf beslissen onder wiens verantwoordelijkheid het officiële kabinetsantwoord op het uitstekende rapport van de RIVM wel geschreven gaat worden.