
Tijd voor enige nuancering aangaande berichtgeving over ons leesgedrag.
Terwijl boekenbeurzen floreren, uit kringloopwinkels, en natuurlijk de boekhandel tassen vol leesvoer worden weggesleept, overheerst negativiteit over leesgedrag en ontlezing. In tegenstelling tot die onheilstijding is de boekhandel inmiddels verworden tot een creatieve branche gekenmerkt door actie en interactie. Er wordt door de lezers geestdriftig met makers/schrijvers van gedachten gewisseld, hier en daar wordt een handtekeningetje gescoord en boeken (lees-)clubs zijn actiever dan ooit.
Het sluiten van wéer een (strip-)boekenzaak wordt breed uitgemeten in de pers maar loopt u voor de aardigheid op zaterdag vooral eens éen van de vele boekenpaleizen ons land rijk binnen, en overtuig u van het weelderig aanbod. Een koopzondag in de Bijenkorf is er niets bij. De ‘A-boeken-omzet’ bedroeg ruim 11 miljoen euro. Daar draait de gemiddelde Unilever zijn hand natuurlijk niet voor om, maar het zijn toch respectabele cijfers.
Een branche die, bij monde van hoofd-inkoper Jan Peter Prenger (Libris), laat weten dat er jong bloed nodig is geeft ook al niet echt blijk van een sterfhuisconstructie.
Het onderwerp leent zich uiteraard wel voor nadere beschouwing, en waarom niet? De stramienen zijn bekend, de genres, de taal-/lees- en schrijfstijl zijn ingrediënten, maar over het wezen van dat communicatiemiddel ‘boek’ gaat het nooit. Bij het verhalende boek spreekt men van fictie en non-fictie. Een onzalige classificering want zijn tenslotte niet alle boeken fictie?
Boeken lezen verrijkt het leven, een nauwelijks discutabele waarheid. Het wonderlijke nu, is dat die boeken, óok de non-fictieve, niet noodzakelijkerwijze over dat échte leven hoeven te gaan. En daar bedoel ik mee; de normale gang van zaken in dat leven. Zelfs James Bond gaat nooit naar het toilet maar het zijn juist die prozaïsche zaken die ook non-fictie tot fictie kunnen maken. De gang naar het toilet ontbreekt vaak óf wordt tot overdreven scène gemaakt die zo memorabel is dat het dat boek gelijk brandmerkt. ‘Weet je wel, dat boek met die scène op het toilet!’. ‘Trainspotting’ en ‘Vacuum in the dark’ zijn inmiddels cultklassiekers.
Misschien dat (auto-)biografieën zich mogen onttrekken aan het alledaagse. Het immers ‘bijzondere leven’ van de beschrevene kent zovele hoogte en dieptepunten dat dagelijks besognes dienen te worden vermeden. (Dientengevolge zouden die werken bovendien allen telefoonboekdikte bereiken en daar is vast geen publiek voor).
Zojuist las ik een boek uit waarbinnen de 340 pagina’s niet éenmaal gewag van ontbijt, lunch of diner wordt gemaakt. Wél maken seksscènes een belangrijk deel uit van het boek die de lezer, door hun veelvuldigheid, echter weinig realistisch zullen voorkomen. De schrijver had duidelijk geen enkele interesse zijn protagonisten aan zoiets elementairs als ‘voeding’ bloot te stellen.
Nog geen rotte appel op de fruitschaal. En dat doet, los van de dramatische waarde van eetrituelen, tafelgesprekken en aanverwant drama, uiterst vervreemdend aan. Men praat, denkt en copuleert. Drank is uiteraard weer dankbaar vehikel dat wordt uitgebuit voor beschrijvingen van misbruik, melancholie en misantropie, maar over de gewone consumptie van pakweg, een glas water, wordt met geen woord gerept.
Het bejubelde boek is een van intellectualisme doortrokken stuk proza dat vooral saai is en uitsluitend opmaat lijkt te zijn om op de laatste vijftig pagina’s de filosofische gedachten van de schrijver te poneren. ’Roman’ staat op het omslag te lezen en strikt genomen klopt dat aardig. De voorgaande 290 pagina’s lijken echter meer op de legitimatie om van ’s mans verheven gedachtengoed dan maar een heel boek te breien.
Het werd een bestseller en bovendien nog verfilmd ook. Zo onrealistisch kan het in boekenland dus óok toegaan.
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.