In een sector die overspoeld wordt met plannen en stelselwijzigingen, is het wantrouwen tegen nieuwe regels heel erg voorstelbaar.
Er bestaat onder leraren veel wantrouwen over de wetswijziging die bekend staat als ‘het lerarenregister’ en binnenkort wordt behandeld door de Eerste Kamer. Gezien de talloze onderwijsplannen uit het verleden is dat wantrouwen begrijpelijk, maar de wet is juist meer dan een register.
De wet gaat er van uit dat goed onderwijs valt of staat met goede leraren. Plus dat de beroepsgroep zelf het beste weet aan welke voorwaarden een leraar moet voldoen om optimaal te kunnen functioneren. Naast deze bescherming van de autonomie van de leraar, staat een eis. Dat leraren een eigen kwaliteitsstandaard opstellen en bewaken middels het intussen veelbesproken register. Vergelijkbaar met het beroepsregister voor verpleegkundigen of artsen. Zulke registers laten zien dat verpleegsters een infuus mogen aanleggen en de chirurg mag opereren. Dat ze bevoegd zijn, en bovendien hun kennis bijhouden.
Met alle grote vakbonden en belangenorganisaties voor onderwijspersoneel – CNV Onderwijs, FvOV, Beter Onderwijs Nederland en het Platform voor Vakinhoudelijke Verenigingen – hebben we vanuit de Onderwijscoöperatie gestreden voor deze wet. Wij slaagden we er in de staatssecretaris te overtuigen, dat niet het ministerie van OCW maar de beroepsgroep eindverantwoordelijk moest zijn voor het register. In het kielzog van het kabinet bleek ook een ruime meerderheid van de Tweede Kamer overtuigd van deze aanpak. Het wetsvoorstel laat er verder geen enkel misverstand over bestaan: de inhoud, die is van de leraren.
In een sector die overspoeld wordt met plannen en stelselwijzigingen, is het wantrouwen tegen nieuwe regels heel erg voorstelbaar. Het zou het zoveelste Haagse bedenksel zijn om de leraar met extra bureaucratie op te zadelen. Dat bijhouden kost echter weinig tijd en de winst is groot. De wet geeft leerkrachten namelijk verregaande autonomie zodra deze van kracht is. Plannen van schoolbesturen of het ministerie van OCW kunnen door de beroepsgroep eenvoudiger terzijde worden geschoven dan nu. Simpelweg omdat de inhoud van het onderwijs in handen wordt gelegd waar hij hoort: bij de leraar. Geen wonder dat de werkgeversorganisaties – de schoolbesturen – tegen deze wet zijn.
Weerstand onder leraren verbaast vanwege de regeldruk vanuit het ministerie niet, maar de gebruikte argumenten berusten vaak op feitelijke onjuistheden. Zo zouden leraren hun professionaliseringsacties niet zelfstandig mogen kiezen. Dat is onzin: er zijn tal van cursussen en andere activiteiten waarmee je je vakbekwaamheid bijhoudt. Nu al. En natuurlijk: een handig bureau zal er eens een seminar in fietsen waarvan we achteraf denken ‘moest dat nou?’. Maar het zijn de leraren die bepalen of zo’n seminar in het cursusaanbod blijft staan. Niet het handige bureau, niet de werkgever en niet het departement. De leraar en zijn geregistreerde collega’s.
En daar zit natuurlijk ook de crux: leraren gaan via de weg van dit register een verdiepingsslag maken. Met niemand anders dan elkaar. En als dat een onoverkomelijk probleem is: met collega’s die met overtuigende argumenten komen over hoe dit anders zou moeten, gaan we gewoon in gesprek.
Uiteraard ben ik de eerste die beaamt dat het register nu niet meteen de oplossing voor tekorten aan bevoegde leraren. Het lerarentekort los je alleen door studenten van nu een salaris in het vooruitzicht te kunnen stellen dat concurreert met de beloning die een hoogopgeleide past. De werkdruk moet omlaag: het burnout-percentage ligt onder leraren het hoogst van Nederland.
Daarom lobbyen we keihard voor flankerend beleid. Deze wet gaat ons daarbij helpen. De winst van het register op dit punt zit straks hier: in de afgelopen jaren hebben we keer op keer gewaarschuwd voor tekorten en onbevoegde mensen voor de klas. Met rookgordijnen konden scholen en ook politici vervolgens suggereren dat het wel meeviel. De klassen werden voller, het aandeel onbevoegde leraren nam niet af. Het register toont straks aan hoeveel bevoegde docenten we hebben. Afgezet tegen het aantal vacatures in het onderwijs wordt inzichtelijk hoe groot het probleem is.
Politici die deze wet hebben onderschreven zullen bij tekorten moeten handelen, want verschuilen kan niet meer. De zeggenschap over het werk dat we doen is geregeld met deze wet waarvan we de hardheid ongetwijfeld op termijn gaan testen. Daarmee is gegarandeerd dat hoogopgeleiden hun creativiteit en professionaliteit ten volle kunnen toepassen. Het is aan Den Haag om er voor te zorgen dat ze daar ook tijd voor hebben: door het salaris naar boven bij te stellen en van schoolbesturen te eisen dat de onbevoegden die ze hoe dan ook moeten aannemen in staat worden gesteld ‘on the job’ hun diploma’s te halen. Via het register wordt die inspanning inzichtelijk.
Dus collega’s: dat register is geen hinderpaal. Dat register is een wapen.