Selectieve verontwaardiging en emoties brengen de vrede niet dichterbij
Palestijnse terroristen maakten een einde aan het leven van een Joods-Amerikaanse toerist in een rolstoel. De kwestie-Palestina in een notendop, met alle vragen over licht, duisternis en menselijkheid van dien?
Hoe moeilijk is het om van een afstand van, zeg, drie meter een man in een rolstoel dood te schieten? Ik heb er geen ervaring mee, maar ik denk dat een terrorist zijn hand er niet voor omdraait. Een kwestie van richten, het geweer stilhouden en de trekker overhalen. We zouden het misschien nog kunnen vragen aan de terrorist van het Palestine Liberation Front die op 8 oktober 1985 Leon Klinghoffer doodschoot op het cruiseschip Achille Lauro op de Middellandse Zee.
Komt u dit bekend voor? Dat is geen toeval. Het is een spiegeling van de aanhef van het artikel ‘Het feest van licht en duisternis en de moord op een invalide Palestijn’ dat op Joop verscheen en eerder op de website van The Rights Forum. Daarin staat Martijn de Rooi stil bij de dood van de aan een rolstoel gekluisterde Palestijn Ibrahim Abu Thuraya, die tijdens een demonstratie in de Gazastrook werd doodgeschoten door een scherpschutter van het Israëlische leger.
Het is volkomen legitiem dat De Rooi lucht geeft aan zijn verontwaardiging over de moord op de invalide en ongewapende Abu Thuraya. Maar in de emotie van zijn verontwaardiging slaat De Rooi door. Hij presenteert de dood van Abu Thuraya als ‘de kwestie-Palestina in een notedop, met alle vragen van licht, duisternis en menselijkheid van dien’. Hij ziet alleen het oppermachtige Israëlische leger tegenover de weerloze, rechteloze Palestijnen en laat daarbij de Israëlische burgers en Joden buiten Israël die het slachtoffer zijn geworden van Palestijns geweld geheel buiten beschouwing. En dat is dom, want dat maakt zijn artikel er niet sterker op.
De Rooi slaat een slag in het luchtledig als hij zich retorisch afvraagt hoe de reacties zouden zijn geweest als een Israëli in een rolstoel door een Palestijnse scherpschutter zou zijn gedood. Een domme vraag, want het is al eens gebeurd, alleen was de man in de rolstoel geen Israëli, maar een Amerikaanse Jood die part noch deel had aan het Palestijns-Israëlische conflict. Palestijnen – en moslims – hebben vaak moeite een onderscheid te maken tussen Israëli’s en Joden buiten Israël. Met zijn aan emoties ontsproten retorische vraag ondergraaft De Rooi zijn eigen artikel.
Het Palestijns-Israëlische conflict heeft een lange geschiedenis en de Israëli’s zijn het Palestijnse geweld, van de pogrom van 23 en 24 augustus 1929 in Hebron tot de terreuraanslagen van vandaag de dag, natuurlijk niet vergeten. Het is dus onredelijk dat De Rooi er verontwaardigd over is dat de Israëlische publieke opinie zich weinig van de moord op Abu Thuraya aantrekt. Hoeveel trekken de Palestijnen zich aan van de onschuldige Israëli’s en Joden buiten Israël die in naam van de Palestijnse zaak zijn vermoord? Er is na decennia van conflict nou eenmaal weinig wederzijdse liefde over.
Het is goed dat De Rooi stilstaat bij de dood van Abu Thuraya. Hij is het zoveelste slachtoffer in dit tragische conflict. Maar het is onredelijk om zijn dood als de kwestie-Palestina in een notendop te presenteren. Voor elke Abu Thuraya kun je namelijk een Klinghoffer aanvoeren. Het heeft dus weinig zin selectief verontwaardigd te doen en de emoties te bespelen.