Kunstmatige trukendoos ongewenst in onderwijs
• 28-09-2016
• leestijd 3 minuten
© cc-foto: Richard Lee
Over het kunstmatig hoog houden van examencijfers en slagingspercentages door leerlingen prestatiecontracten aan te bieden
Het schooljaar is net begonnen, wanneer ik een stuk lees over ‘handelen in het belang van het kind’ en ‘niet om het slagingspercentage kunstmatig op te krikken’. Het is een reactie op het kunstmatig ophogen van onder andere de slagingspercentages op diverse scholen in ons land, waarbij op deze manier, zo aan het begin van het schooljaar, meteen een rood uitroepteken wordt gezet bij potentiële malafide praktijken op dit gebied.
Uiteraard dient een school te allen tijde te handelen in het belang van het kind. Dat is de essentie van het aanbieden van goed onderwijs, naast een andere kernwaarde die ‘veiligheid’ heet. Contracten ondertekenen, die bijvoorbeeld vastleggen dat een leerling over de gehele linie voldoende hoort te staan om naar de examenklas te kunnen, zijn hierbij volledig uit den boze. Gelukkig streven verreweg de meeste scholen deze visie na.
Wanneer we het zeer kwalijke feit van het laten ondertekenen van contracten op microniveau (de school individueel) bespreken, dienen we echter niet het overkoepelende systeem op macroniveau uit het oog te verliezen: de landelijke politiek en de hieruit voortvloeiende macht van de Onderwijsinspectie, hebben hierin namelijk een imponerend aandeel. Ze proberen, eveneens op een net zo kunstmatige manier, hun druk uit te oefenen op de scholen in het land. Het dwingt de scholen in een onherroepelijke ‘prestatiespagaat’, waarin blijkbaar soms alle ethische waarden overboord worden gegooid, ten baten van een mooi schijnvertoon naar de buitenwereld. Hier zitten ouders en andere belanghebbenden nieuwsgierig te wachten op de rapporten van de zichzelf heilig verklaarde Onderwijsinspectie. Hoge slagingspercentages en plausibele ‘doorstroomgetallen’ – bijvoorbeeld met betrekking tot het percentage leerlingen dat wordt bevorderd naar een hogere klas en/of niveau – zijn immers voor ouders vaak van doorslaggevend niveau bij de keuze van een school voor hun kind.
Een begrijpelijk idee, vanuit de ouders bekeken, al is het verbazingwekkend dat de (eind)cijfertjes zo’n impact kunnen hebben op de schoolkeuze, terwijl deze in feite weinig tot niets zeggen over de school zelf. Slagingspercentages zijn immers de afrekening aan het einde van een langdurig lopend schooltraject, waarin zich vele tussentijdse situaties voordoen die niet gemeten en/of gepubliceerd worden. Denk hierbij aan individuele prestaties van leerlingen, bijvoorbeeld op het gebied van sport, creatief werk of vrijwilligerswerk in een leerlingenraad. Aspecten die bruut worden genegeerd, in de hausse rondom de allesbepalende eindscores.
Door het autoritaire systeem van het móeten leveren van prestaties op het gebied van slagen en doorstroom, komen de middelbare scholen vaak in een vicieuze cirkel terecht. Het krijgen van ‘minnetjes’ door de Inspectie – bijvoorbeeld bij het zakken van een leerling voor het eindexamen, of het tussentijds overstappen naar een lager niveau – staat zogenaamd gelijk aan een verminderde kwaliteit van een school. Iets wat nooit inherent mag zijn aan elkaar. Dit gegeven brengt scholen ook nog eens ongewenst in strijd met elkaar. Want: hoe minder ‘minnetjes’ en hoger het slagingspercentage, hoe hoger de ranking in de lijst met best presterende scholen, hoe meer aanmeldingen men kan verwachten in het nieuwe schooljaar. Dit staat in strijd met eerder genoemd voorbeeld in het kader van ‘handelen in belang van het kind’. Wellicht zou de Onderwijsinspectie eindelijk een pas op de plaats kunnen maken. Door scholen en leerlingen niet meer op deze competitieve manier de druk van het móeten presteren te laten voelen, maar daarnaast ook inhoudelijke en mogelijk persoonlijke competenties te publiceren en erkenning te geven voor de inhoud van al die jaren die voorafgaan aan de eindexamens. Want waar de druk verdwijnt en mensen worden ‘gezien’, komen de prestaties vanzelf.