De voorstellen van de UvA Commissie Diversiteit gaan veel te ver
In de huidige tijd is het onderwerp diversiteit een onderwerp dat steeds meer gepolitiseerd dreigt te worden, en daarmee ook iets wat steeds controversiëler wordt. Ten onrechte, want diversiteit zou niet controversieel mogen zijn. Het is immers een gegeven.
We leven in een diverse samenleving, en hoe we daarmee omgaan zou pragmatisch en constructief ingevuld moeten worden, en niet langs ideologische lijnen. De recente voorstellen van de Commissie Diversiteit van de UvA, onder het voorzitterschap van Gloria Wekker (de Utrechtse emeritus-hoogleraar Gender en Etniciteit) zijn echter in dat opzicht een schoolvoorbeeld van hoe het niet moet. Hiermee wordt niet alleen het onderwerp diversiteit nog verder gepolitiseerd, maar de voorstellen stralen ook een vorm van ‘diversiteitsfundamentalisme’ uit, wat veel te ver gaat.
De voorstellen van deze commissie omhelsden onder andere een ‘diversiteitsquotum’, het invoeren van een verplicht vak ‘diversiteit’ voor alle opleidingen, eveneens als het instellen van een ‘diversiteitswaakhond’, die op het voorgaande toe dient te zien. Ook was het curriculum volgens de commissie te eurocentrisch, en moesten wetenschappers af van het idee dat alleen empirische wetenschap kennis opleverde. Al met al dus een serie van verregaande, en ook uiterst controversiële voorstellen, die bijna een strategische calculatie van ‘zo hoog mogelijk schieten, dan houden we hopelijk zo veel mogelijk over’ in lijken te houden.
Daar zouden deze voorstellen dus op kunnen duiden, maar ze zouden ook kunnen getuigen van een verregaand diversiteitsfundamentalisme bij wetenschappers, waarbij men zo strikt en letterlijk mogelijk vasthoudt aan het beginsel dat diversiteit overal en ten allen tijde doorgevoerd zou moeten worden.
Andere zaken zijn hierbij ondergeschikt aan diversiteit. Diversiteit is belangrijker dan wat dan ook. In het geval van de voorstellen voor de UvA lijkt het erop dat voor de commissie diversiteit boven eerlijke en open selectie van studenten en werknemers op basis van kwaliteit (want quota) lijkt te gaan.
Ook acht men de UvA als vormend instituut dat studenten klaar maakt voor diversiteit blijkbaar hoger dan de UvA als kennis- en onderwijsinstelling, waar studenten in de eerste plaats kennis verwerven, gezien de nadruk op een verplicht vak diversiteit voor alle opleidingen, ongeacht de inhoud en achtergrond van de opleiding, en het verwerpen van de empirische wetenschap.
Tot slot neemt men het waarschijnlijk ook voor lief dat het implementeren van ‘diversiteit’ op alle niveaus binnen de universiteit boven zaken als academische vrijheid, open, kritisch denken, en stevige, doch inhoudelijke, discussie die juist op een universiteit zou moeten plaatsvinden, gezien het pleidooi voor een ‘diversiteitswaakhond’ (want waar zal die ‘waakhond’ zich wel niet mee bezig gaan houden?).
Dergelijke voorstellen ademen dan ook de groeiende intolerantie en afnemende academische vrijheid op sommige Angelsaksische universiteiten, waar ‘safe spaces’, studenten die de mening die buiten hun eigen referentiekader ‘kwetsend’ vinden, en wetenschappers die hun onderwijs censureren uit angst het slachtoffer te worden van hetzes jegens wetenschappers die hier niet in mee wensen te gaan.
Dergelijke ontwikkelingen zouden we absoluut niet ook naar Nederland moeten willen importeren. Dat zou, naast het belang van diversiteit, voorop moeten staan. Want al het bovenstaande wil niet zeggen dat deze commissie alleen maar misplaatste voorstellen heeft gedaan.
Zij kaartte bijvoorbeeld ook terecht het gebruik van discriminerend stereotypen en scheldwoorden aan binnen de UvA. Daar moet zeker wat aan gedaan worden. Ook is het natuurlijk niet zo dat diversiteit in zijn geheel er niet toe zou moeten doen.
We leven in een diverse samenleving, en een onderwijsinstelling als de UvA zou een afspiegeling moeten worden van die diversiteit in de (Nederlandse) samenleving. Diversiteit kan creativiteit bevorderen, waar de wetenschap weer van kan profiteren. En discriminatie schaadt bovendien de kwaliteit van het onderwijs en de wetenschap.
Maar het is ernstig de vraag of we op de manier waarop de Commissie Diversiteit van de UvA het wil we ernaar kunnen streven dat discriminatie optimaal bestreden wordt, diversiteit als gegeven erkend wordt, en het onderwijscurriculum open en breed georiënteerd is. Het tegenovergestelde lijkt eerder waar te zijn.
Daarom zouden we dergelijk diversiteitsfundamentalisme net zo goed moeten verwerpen als dat we dat met discriminatie doen. Diversiteit is een gegeven, en kan positieve effecten op de wetenschap hebben. Ook zouden onderwijsinstellingen een afspiegeling van de samenleving moeten zijn. Wanneer dit nog niet zo is zouden we hiernaar moeten streven. Maar dit is iets wat organisch zou moeten groeien, en niet met breekijzer afgedwongen zou moeten worden.
Voorstellen als die van de Commissie Diversiteit van de UvA werken hierbij alleen maar averechts, velen zullen immers hierdoor in het harnas gejaagd worden. Het zou daarom beter zijn dat onderwijsinstellingen als de UvA ernaar streven om dit onderwerp in de toekomst te vrijwaren van fundamentalisme, in al haar vormen en varianten, en ernaar streven om in plaats daarvan het onderwerp diversiteit te depolitiseren, en er op open en pragmatische mee om te gaan.