Het beleid ten opzichte van Oost-Europese werknemers wordt niet gehinderd door feiten
“Het onderwijs voor mijn kinderen en kleinkinderen, dat is waarom ik in Nederland blijf”, zei een Bulgaar in Rotterdam laatst tegen me toen ik in deelgemeente Feijenoord op werkbezoek was. Dat geldt voor veel Bulgaren en Roemenen die met hun families naar Nederland gekomen zijn.
Met name Roma kinderen hebben hier een kans op onderwijs die ze in eigen land door discriminatie en wanbeleid niet hebben. De man zou met plezier belasting betalen in Nederland door hier te werken, maar sinds toenmalig minister Kamp van Sociale Zaken de deur in het slot gooide voor Bulgaarse en Roemeense werknemers, werkt hij in België en draagt hij daar belasting af. Hij heeft erover gedacht om met zijn familie naar België te verhuizen, maar zijn kinderen en kleinkinderen doen het goed op school en hij wil ze de kans bieden hier een diploma te halen.
Zijn geval toont één van de manieren waarop het Nederlandse beleid om Roemenen en Bulgaren als werknemers te weren averechts werkt. In het artikel “Vroeger waren het de Polen, nu de Roemenen” (zaterdag 10 augustus in de Volkskrant) komt helder naar voren hoe slecht de beeldvorming over Roemenen is en welke problemen spelen rond Oost-Europeanen in Nederland. Wat weinigen weten is dat die problemen met Bulgaarse en Roemeense werkers in de hand gewerkt zijn door het beleid van de vorige Nederlandse regering.
In de zomer van 2011 besloot Kamp om geen werkvergunningen meer te geven aan Roemenen en Bulgaren. Tussen toen en nu zijn problemen met valse concurrentie en uitbuiting verergerd in plaats van verminderd. Roemenen en Bulgaren worden uitgebuit door hen onder de prijs te laten werken, en verdringen daarmee Nederlandse werknemers van de arbeidsmarkt: iedereen verliest.
Er zijn drie manieren om in een ander EU-land te werken; als werknemer, als zelfstandige of als uitzendkracht. Werknemers moeten hetzelfde loon, dezelfde sociale premies en dezelfde arbeidsvoorwaarden krijgen als collega’s in het gastland. Als dat goed wordt gehandhaafd vormen ze dus geen valse concurrentie en worden zij niet uitgebuit. Zelfstandigen en uitzendkrachten hebben die rechten niet. Zij moeten louter het minimumloon of het minimale cao-loon krijgen, en hebben niet hetzelfde recht op sociale premies. Met deze constructies ligt uitbuiting op de loer. Het laat zich raden wat er gebeurt sinds in 2011 door Kamp de weg naar gelijkwaardig werknemerschap werd afgesloten.
Zoals destijds al door deskundigen als professor Godfried Engbersen van de Erasmusuniversiteit werd voorspeld, komt er geen Roemeen of Bulgaar minder naar Nederland om te werken. Ze komen wel, maar noodgedwongen in uitbuitingsconstructies, wat juist meer valse concurrentie en meer overlast oplevert. In de Eemshaven is pijnlijk duidelijk wat daar de gevolgen van zijn. Toen ik daar met GroenLinks-leider Bram van Ojik op werkbezoek was, werd ons verteld hoe van de duizenden arbeiders die er werken aan twee kolencentrales, slechts een stuk of dertig uit de regio komen. De rest zijn schijnzelfstandigen en uitzendkrachten elders uit Europa die ver onder de prijs lange uren maken. Kamp maakt zo bouwen voor RWE en Nuon goedkoop, en alle Jannen met de Pet mogen stempelen.
Zelfs Roemenen en Bulgaren die voor 2011 lang genoeg in Nederland gewerkt hadden voor een duurzaam verblijfsrecht kregen in eerste instantie geen werkvergunningen meer. Als zij in Nederland bleven hadden ze nog slechts de keus om in een uitbuitingsconstructie te werken, een uitkering aan te vragen of over de grens aan het werk te gaan in België of Duitsland. Daardoor vroegen juist meer mensen een uitkering aan en droegen meer mensen belasting af in een ander land dan Nederland. Dat is een half jaar geleden teruggedraaid. Wellicht besefte het ministerie van Sociale Zaken dat het weigeren van werkvergunningen aan mensen met een verblijfsrecht een overduidelijk geval is van in eigen voet schieten.
Het vreemde is dat dit allemaal al bekend was voordat Kamp besloot werkvergunningen voor Roemenen en Bulgaren categoraal te weigeren. Zelfs in het rapport van de Tweede Kamercommissie Koopmans over arbeidsmigratie uit 2011 stond zwart op wit dat het weigeren van werkvergunningen aan Roemenen en Bulgaren niets zou oplossen. Maar de feiten bepalen niet het beleid ten opzichte van Oost-Europese werknemers, niet bij het vorige en niet bij het huidige kabinet. Minister Asscher zet het beleid van voorganger Kamp niet alleen ongewijzigd voort voor Bulgaren en Roemenen, maar nam zelf het initiatief om barrières op te werpen voor werkvergunningen aan Kroaten zodra zij in juli EU-burgers werden. Een Nederlandse diplomaat in Brussel die ik ernaar vroeg zei: “Natuurlijk heb je gelijk. Maar het huidige politieke klimaat laat geen beleidswijziging toe.” Dus zijn Roemeense en Bulgaarse arbeidskrachten voorlopig nog veroordeeld tot uitbuitingsconstructies als zij in Nederland werken, met alle gevolgen van dien. Tot 1 januari 2014, daarna mag Nederland geen barrières meer voor hen opwerpen en kunnen zij hier, net als iedere andere EU-burger, als werknemer aan de slag. Maar het is de vraag of zij zich weer kunnen ontworstelen aan die constructies als ze in 2014 eindelijk volwaardige rechten als Europese werknemers hebben.